donderdag, april 17, 2025 | Headlines
Op woensdag 16 april zat de aula van het Hodshonhuis gezellig vol voor de jaarlijkse uitreiking van de KHMW Profielwerkstukprijzen. Met 47 genomineerde leerlingen zat de spanning er goed in, want niemand wist nog wie de winnaars zouden zijn.

Al sinds 2002 organiseert de KHMW de wedstrijd ‘Wie schrijft het beste profielwerkstuk?’ voor havo- en vwo-scholieren uit Haarlem en omstreken. Dit keer zijn er 25 profielwerkstukken binnengekomen, 15 van het vwo en 10 van de havo. Een goed profielwerkstuk moet aan allerlei criteria voldoen, zoals een heldere vraagstelling, goed onderbouwde conclusies, verschillende bronnen, vakoverstijgend onderzoek, originaliteit, vormgeving en enthousiasme. De jury was onder de indruk van de diversiteit aan onderwerpen, vaak gerelateerd aan actuele problemen en politiek-maatschappelijke kwesties. Naast de hoofdprijs (per schooltype € 500) werden er ook twee eervolle vermeldingen van € 100 toegekend.
De inzendingen werden beoordeeld door een deskundige jury, bestaand uit drs. B.J. (Babs) van den Bergh, jkvr. mr. P. (Pauline) van Lennep, prof. dr. A.J.J. (Ton) Nijhuis en dr. J. (Jan) Spoelder. KHMW-bestuurslid mr. drs. P.P.M. (Paul) Nielen trad als voorzitter op. De presentatie van de middag was in handen van Paul Nielen, en het juryrapport werd voorgelezen door Babs van den Bergh.
Klik hier voor het juryrapport!
Over het belang van geschiedenis, de draagkracht van een spinnendraad, een barricade tegen mieren en zelf pijnstillers maken

Siebe van Groenigen met Paul Nielen (links) en Babs van den Bergh (rechts)
Eervolle vermelding havo
De eervolle vermelding in de categorie havo ging naar Siebe van Groenigen van de VSO Daaf Geluk. Hij schreef een werkstuk over het bestrijden van mieren. ‘Mieren zorgen voor overlast’, zegt Siebe, ‘en daar willen we vanaf.’ Hij vindt het belangrijk dat het bestrijden op een milieuvriendelijke wijze gebeurt. ‘Zo kun je van de problemen afkomen zonder nieuwe problemen te veroorzaken.’ Siebe onderzocht aan welke stoffen mieren een afkeer hebben. Hij heeft geconstateerd dat onder meer azijnzuur, muntbladeren, kruidnagels en het koper van 5-centmunten goed werken om de mieren op afstand te houden. ‘Als je daarmee een barricade bouwt, lopen de mieren, in plaats van je huis binnen te dringen, liever om het huis heen.’ Dat zijn handige tips, maar Siebe denkt er nog niet aan om zijn onderzoeksresultaten te publiceren. Hij wil na de havo naar het vwo, en misschien kan hij daar zijn onderzoek nog verder uitbouwen.

Lotte Kok en Olivia Reiding
Eervolle vermelding vwo
De eervolle vermelding in de categorie vwo was voor Lotte Kok en Olivia Reiding van het Ichthus Lyceum. Zij verdiepten zich in de manier waarop het schoolvak geschiedenis in het basisonderwijs aangeboden wordt, en dan specifiek het thema ‘wetenschappelijke ontwikkelingen uit de wereldgeschiedenis’. Lotte en Olivia vinden kennis van de geschiedenis belangrijk en ze maken zich zorgen over de stand van het huidige geschiedenisonderwijs. Uit interviews met een historicus en een docente, en een toets die de meiden bij basisschoolleerlingen hebben afgenomen, blijkt dat leerlingen weinig algemene kennis hebben, veel fouten maken en vaak denkstappen overslaan. Daarom hebben ze een nieuwe lesmethode ontwikkeld, die ze aan scholen hebben toegestuurd. De eerste reacties zijn positief. ‘De docenten vinden het leuk, en het lijkt erop dat ze er delen uit gaan gebruiken.’

Terre Bos, natuurlijk in Spiderman-shirt
Profielwerkstukprijs havo
Voor de havo ging de eerste prijs naar Terre Bos van Het Schoter. Zij deed een wel heel bijzonder onderzoek. Omdat ze fan is van Spiderman, wilde ze weten of het mogelijk is om écht als mens aan een spinnendraad te hangen en liefst nog heen en weer te slingeren. Om het antwoord op die vraag te vinden, heeft ze in de tuin spinnenwebben verzameld en daar een Newtonmeter aan bevestigd, om te zien bij welke trekkracht de draad breekt. Conclusie: als een persoon van 60 kg lekker wil slingeren, zijn daar 7 miljoen spinsels voor nodig.

Tate Sijbrandij
Profielwerkstukprijs vwo
Bij het vwo werd het winnende profielwerkstuk geschreven oor Tate Sijbrandij van het Kennemer Lyceum. Tate is verrast door de uitslag. ‘Ik had het niet verwacht, toen ik de competitie zag’, erkent hij. ‘Het niveau was aardig hoog.’ Voor zijn werkstuk heeft Tate onderzocht hoe je zelf generieke pijnstillers als paracetamol en aspirine kunt maken. Hij heeft de medicijnen op school in het laboratorium vervaardigd. Daarna mocht hij gebruik maken van de faciliteiten van de Universiteit van Amsterdam op het Science Park om ze te testen. ‘Dat was fenomenaal’, glundert hij. ‘Daarvoor kan ik alleen het Kennemer Lyceum en mijn docent scheikunde, mevrouw Niemann, maar bedanken. Zij heeft dit voor mij kunnen regelen.’ Op de universiteit werd Tate met open armen begroet, en hij werd begeleid door een derdejaars student. Dankzij deze ervaring heeft Tate een beter beeld gekregen van de studierichting waar hij straks in verder wil.

Jim Jansen
Iedereen is een winnaar
Tot besluit van de middag vertelde Jim Jansen, hoofdredacteur van het populairwetenschappelijke tijdschrift New Scientist, wat erbij komt kijken om een boek te schrijven. Alle genomineerden kregen een exemplaar van het boek Als we wisten wat we deden, heette het geen onderzoek, dat Jim schreef samen met zijn broer, cabaretier en presentator Dolf Jansen. Want volgens de KHMW zijn alle genomineerden natuurlijk al winnaars.

Alle genomineerden samen met Jim Jansen en de leden van de jury
dinsdag, april 8, 2025 | Headlines
De KHMW Van der Aa Oeuvreprijs wordt in 2025 voor de tweede keer uitgereikt. Dit jaar is de prijs bestemd voor een wetenschapper in de discipline Wijsbegeerte en religiewetenschappen (incl. godgeleerdheid). Voor de winnaar, prof. dr. Wouter Hanegraaff, hoogleraar Geschiedenis van de Hermetische Filosofie en verwante stromingen aan de Universiteit van Amsterdam, kwam de toekenning als een verrassing. ‘Ontzettend leuk’, reageert hij, ‘niet alleen voor mij persoonlijk, maar ook voor het vakgebied.’
Het vakgebied waar Hanegraaff op doelt, is ‘westerse esoterie’. De term ‘esoterie’ roept al snel associaties op die ‘niet bepaald wetenschappelijk klinken’, erkent de hoogleraar. ‘Ik kijk naar vormen van “rejected knowledge”: tradities, stromingen, praktijken en manieren van denken in de westerse cultuur die niet geaccepteerd worden door de mainstream, hetzij uit rationeel, wetenschappelijke perspectief, hetzij uit religieus perspectief. “Pseudowetenschap” of “bijgeloof”, heet het dan, of “heidendom”, “ketterij”. Ik wil niet beweren dat we het allemaal wél serieus moeten nemen. Maar ik vind dat we er kennis van moeten hebben en moeten begrijpen welke rol deze stromingen in onze cultuur hebben gespeeld. Als je je daarin verdiept, blijken ze veel invloedrijker dan vaak wordt gedacht.’
Wat deze esoterische stromingen ook van belang maakt, is dat ons mainstream gedachtegoed, dat we over het algemeen wél serieus nemen, veel meer elementen uit de ‘rejected knowledge’ in zich hebben dan we ons realiseren, aldus Hanegraaff. Het werk van Plato en Kant, twee filosofen die doorgaans als rationeel worden beschouwd, heeft bijvoorbeeld een ‘spirituele’ dimensie die meestal over het hoofd wordt gezien. Terwijl hun werk volgens Hanegraaff niet goed te begrijpen valt als je je daar niet van bewust bent.
Die ‘spirituele’ dimensie herkennen is een kwestie van goed lezen, zegt Hanegraaff. ‘Ik werk historisch-kritisch en tekst-georiënteerd. Ik lees bronnenmateriaal dat anderen niet lezen, of wel lezen, maar zonder de benodigde achtergrondkennis. Je moet kennis van deze tradities hebben om te herkennen wat je tegenkomt.’
Een goed voorbeeld vindt Hanegraaff de Hermetische literatuur uit het laatantieke Egypte, een kerntraditie binnen het vakgebied waarover hij een paar jaar geleden een monografie heeft gepubliceerd (Hermetic Spirituality and the Historical Imagination: Altered States of Knowledge in Late Antiquity, 2022). Hanegraaff: ‘Deze oorspronkelijk in het Grieks geschreven teksten maken gebruik van Platonisch gedachtegoed, maar pasten binnen een Egyptische religieuze context en zijn gericht op een individuele spirituele praxis. Het gaat hier dus niet om filosofische analyse maar om concrete technieken die tot doel hadden het bewustzijn van de Hermetici zodanig te transformeren dat het ontvankelijk zou worden voor hogere vormen van “esoterische” kennis, vaak aangeduid met de term gnōsis.’ De Hermetische literatuur werd in de vijftiende eeuw herontdekt door Christelijke filosofen in de context van de Italiaanse Renaissance. Deze hernieuwde belangstelling is het onderwerp van een boek dat Hanegraaff twintig jaar geleden publiceerde, over het Hermetische Christendom van de vergeten humanist en dichter Lodovico Lazzarelli (1447-1500).
Scepsis
Hanegraaff is in Nederland een van de pioniers van het vakgebied. Hij promoveerde in 1995 op een proefschrift getiteld New Age Religion and Western Culture: Esotericism in the Mirror of Secular Thought. Zijn belangstelling voor New Age leidde destijds tot heel wat opgetrokken wenkbrauwen.
‘Het onderwerp werd door wetenschappers niet serieus genomen’, herinnert Hanegraaff zich. ‘Maar ik was geïnteresseerd in wat die mensen te zeggen hadden. Er bestond wel sociologische literatuur waarin New Age als sociaal verschijnsel beschreven werd. Maar niemand nam de moeite om hun geschriften te lezen. In mijn dissertatie heb ik dat gedachtegoed empirisch, vanuit de bronnen, in een breder historisch kader geplaatst. Ik wilde laten zien hoe traditionele ideeën uit de oudheid en vroegmoderne periode in de loop van de achttiende en negentiende eeuw geseculariseerd raakten. Dat resulteerde in het gedachtegoed van de New Age.’
Hanegraaff kreeg vaak de vraag of hij het allemaal zelf geloofde. Dan legde hij maar weer geduldig uit dat de bronnen die hij bestudeerde om louter intellectueel-historische redenen interessant waren. ‘Als je zweverig gaat doen, word je neergesabeld’, weet hij. ‘Maar de reacties vielen mee, doordat mijn onderzoek methodologisch en theoretisch nu eenmaal solide in elkaar zat. Collega’s die mijn boek hadden gelezen, raakten tamelijk snel overtuigd. Waar je vooral mee te maken hebt, zijn mensen die je werk niet lezen, maar wel reageren op beeldvorming, op stereotype en associatie. Dat is en blijft zo.’
De terminologie helpt niet mee, vindt Hanegraaff. ‘New Age, esoterie, occult – binnen de academie geldt dit allemaal als onzin. Ik zou graag een neutralere terminologie willen gebruiken. Maar er is geen enkele term te vinden die niet beladen is met negatieve connotaties. Het enige wat je kunt doen, is de terminologie gewoon gebruiken, en dat zo serieus en wetenschappelijk mogelijk doen, in de hoop dat de vooroordelen op den duur verdwijnen.’
Een anti-eurocentrisch nieuw concept
Niet alleen de term ‘esoterie’ is problematisch. Dat geldt ook voor het woord ‘westers’. Toen Hanegraaff begon, werd het vakgebied gedomineerd door Antoine Faivre, een hoogleraar aan de Sorbonne. Faivre gebruikte de benaming ‘l’ésotérisme occidental’, en die heeft Hanegraaff overgenomen. Maar de term ‘westers’ is de laatste jaren vanuit postkoloniale en poststructuralistische hoek onder vuur komen te liggen. Hanegraaff begrijpt de kritiek. Zelf spreekt hij inmiddels liever van ‘esoterie binnen de westerse cultuur’. ‘Mensen denken bij het begrip “westers” vaak dat je spreekt vanuit een eurocentrisch perspectief’, zegt hij. ‘In mijn geval is het tegendeel waar.’
De kritiek van de jonge generatie heeft Hanegraaff niet onberoerd gelaten. Binnenkort verschijnt een ingrijpend herziene en uitgebreide editie van een inleiding die hij in 2013 publiceerde, onder de nieuwe titel Esotericism in Western Culture: Counter-Normativity and Rejected Knowledge. In zijn standaardwerk Esotericism in the Academy: Rejected Knowledge in Western Culture (2012) had Hanegraaff laten zien hoe in de loop van de geschiedenis, en met name de vroegmoderne periode, onder invloed van (vooral) het protestantisme en de Verlichting, het veld esoterie geconstrueerd werd als “het Andere”. ‘In mijn nieuwe boek probeer ik, nadrukkelijker dan voorheen, duidelijk te maken dat dit anti-esoterische discours tot op het bot eurocentrisch was en nog steeds is. Het is gebaseerd op de gedachte dat de westerse cultuur uitsluitend joods-christelijk is, en niet islamitisch, wat volgens mij volkomen onjuist is. Ik denk dat je islamitische en pagane tradities moet zien als integraal onderdeel van de Europese cultuur. Waar ik voor pleit, is een geïntegreerd, complex en inclusief beeld van de westerse cultuur dat juist niet eurocentrisch is. Het anti-eurocentrische westen dus, hoe vreemd dat op het eerste gezicht ook mag klinken.’
Pionier
Sinds Hanegraaffs promotie in 1995 heeft het vakgebied in Nederland en internationaal een sterke ontwikkeling doorgemaakt. Bepalend was een schenking van een rijke zakenvrouw, Rosalie Basten, waarmee in 1999 aan de Universiteit van Amsterdam een leerstoel ‘Geschiedenis van de Hermetische Filosofie en verwante stromingen’ opgericht kon worden. ‘Het is tot op heden nog steeds de grootste donatie in de geesteswetenschappen ooit’, vertelt Hanegraaff. ‘Ik heb het ongelooflijke geluk gehad dat ik net op dat ogenblik aanwezig was en beschikbaar was. Dat is echt het wonder in mijn leven geweest.’ Met het geld van de schenking konden een hoogleraar (Hanegraaff), twee universitair docenten en een secretaresse aangesteld worden. Onlangs zijn er nog twee universitair docenten toegevoegd.
Samen met zijn collega’s heeft Hanegraaff hard gewerkt om het vakgebied internationaal uit te bouwen. In 2005 werd de European Society for the Study of Western Esotericism (ESSWE) opgericht. Een tijdschrift, Aries, en reeksen boeken volgden. Aan de UvA kon het vak vanaf het begin rekenen op veel belangstelling van de studenten.
De vooroordelen zijn inmiddels wel verdwenen, zegt Hanegraaff, althans binnen de religiewetenschappen. ‘Ik zie niet meer gebeuren dat mensen worden afgewezen voor een baan, een postdoc of een promotie omdat anderen het gek of belachelijk vinden’, constateert hij. ‘Dat geeft aan dat het vakgebied in de lift zit. Het biedt iets wat elders niet te vinden is, maar wel relevant blijkt te zijn.’
maandag, april 7, 2025 | Headlines
De KHMW Langerhuizen Oeuvreprijs gaat dit jaar naar professor Christine Mummery, hoogleraar Ontwikkelingsbiologie bij het Leids Universitair Medisch Centrum. Mummery’s onderzoek is erop gericht nieuwe medicijnen voor hart- en vaatziektes te vinden. Rond het jaar 2000 hield ze zich als een van de eersten in Nederland bezig met stamcelonderzoek.
Door de omgeving van een stamcel op een heel specifieke manier te veranderen kan Christine Mummery die stamcel laten ontwikkelen tot een hartcel of een bloedvatcel. Ze gebaart met haar handen, in en uit: ‘Je gaat dus ván een gewone cel naar iets wat klopt als een menselijk hart.’ Vervolgens voegt ze in een petrischaaltje medicijnen aan de bewerkte (‘gedifferentieerde’) cel toe om te zien hoe de cel reageert.
Pionierswerk
Stamcelonderzoek was lange tijd omstreden. Eind jaren negentig slaagden Amerikaanse onderzoekers er voor het eerst in menselijke embryonale stamcellen te genereren uit zogenaamde ‘restembryo’s’ die waren overgebleven bij IVF (reageerbuisbevruchting). In Nederland was het gebruik van restembryo’s voor onderzoek toen nog verboden. Mummery kreeg echter van een Australische collega embryonale stamcellen aangeboden die ze kon gebruik voor onderzoek. Els Borst, de toenmalige minister van Volksgezondheid, moedigde Mummery aan de cellen samen met haar team in Australië te gaan ophalen. ‘Om stamcellen uit embryo’s te halen was in Nederland verboden, maar er was geen belemmering om cellen van elders te importeren’, aldus Mummery. Minister Borst werkte indertijd aan een wetsvoorstel over het gebruik van embryo’s voor onderzoek. ‘Wij hebben die stamcellen opgehaald, en mede daardoor is het voorstel door de Tweede Kamer gekomen’, zegt Mummery. De Australische stamcellen stelden Mummery in staat om in 2000 als eerste in Nederland hartcellen te maken. De Embryowet werd twee jaar later van kracht.
Toen ze in 2007 als Radcliffe Fellow een jaar aan de Harvard University doorbracht, leerde Mummery daar echter een nieuwe manier kennen om menselijke cellen te maken, de zogenaamde ‘geïnduceerde pluripotente stamcellen’ (iPSC). Door bepaalde stukjes erfelijk materiaal (DNA) in te brengen in een gewone cel – bijvoorbeeld een huid- of bloedcel – konden nieuwe stamcellen gegenereerd worden. Shinya Yamanaka uit Japan en John Gurdon uit Engeland zouden voor deze ontdekking samen in 2012 de Nobelprijs krijgen. Maar tijdens Mummery’s verblijf op Harvard werd hier ook al aan gewerkt. Toen ze in 2008 terug was in Nederland, ging Mummery met haar team aan de slag met DNA uit Harvard. ‘Wij waren de eersten die het in Nederland voor elkaar kregen.’
Het voordeel van de nieuwe werkwijze was dat de stamcellen nu afkomstig waren van de patiënt zelf. Bij een hartpatiënt konden de stamcellen bijvoorbeeld worden omgezet in zieke hartcellen. Mummery: ‘Op die manier verkregen we hartcellen die dezelfde ziekteverschijnselen vertoonden als de patiënt.’ Vervolgens kon de zieke stamcelmedicijnen toegediend krijgen met de bedoeling het juiste medicijn te vinden voor die ene patiënt.
Het gebruik van restembryo’s stuitte op veel bezwaren, vooral van christenen, omdat het christelijk geloof zegt dat het menselijk leven begint bij de bevruchting. Bij de nieuwe werkwijze met iPSCs kwamen er geen embryo’s meer aan te pas. Toch roept het woord ‘stamcel’ bij sommigen nog steeds vragen op. En inmiddels heeft Mummery er een tegenstander bij: de privacywetgeving. ‘Tegenwoordig kunnen we aan de hand van een DNA-profiel vaststellen wie wie is. Het materiaal is geanonimiseerd, maar als zo’n DNA-sequentie bekend is, is het in principe mogelijk om erachter te komen wie het is.’
Nieuwe technologieën
Christine Mummery is geboren in Engeland. Ze promoveerde in 1978 aan de University of London, en ze begon haar loopbaan als postdoc bij het Hubrecht Instituut in Utrecht met een beurs van de Britse Royal Society. In 2002 werd ze hoogleraar Ontwikkelingsbiologie aan de Universiteit Utrecht. Na haar sabbatical in Harvard maakte ze in 2008 de overstap naar het Leids Universitair Medisch Centrum waar ze hoofd werd van de afdeling Anatomie en Embryologie. Tussen 2015 en 2023 was Mummery daarnaast deeltijdhoogleraar Vascular Modelling aan de Universiteit Twente. Daar combineerde ze patiënt-iPSCs met Orgaan-op-Chip-modellen.
In haar lange carrière heeft Mummery al heel wat wetenschappelijke veranderingen meegemaakt. Recente ontwikkelingen waar ze buitengewoon enthousiast over is, zijn de opkomst van kunstmatige intelligentie (‘AI’), en die van robotica. AI kan gebruikt worden om beelden van cellen te analyseren. AI heeft het werk voor onderzoekers aanzienlijk vergemakkelijkt, vindt Mummery. En robots helpen het werk veel sneller en met grotere precisie te doen. ‘Drie jaar geleden deden we alles nog met de hand’, vertelt ze. ‘Nu werken we met robotten die 24/7 kunnen doorgaan. Konden we vroeger in een bepaalde tijd vijf stofjes testen, nu zijn dat er 2000.’ In Mummery’s ervaring zijn de resultaten, zowel bij AI als bij robots, bijna foutloos. ‘Dat betekent dat onze uitkomsten veel beter te reproduceren zijn.’ Ze concludeert tevreden: ‘In mijn hele loopbaan ben ik nooit zo dicht bij een punt geweest dat wij – mijn team en ik – medicijnen ontdekken waarmee we patiënten kunnen genezen en dat kunnen bewijzen in een grootschalige klinische trial…’
De uitreiking van de KHMW Langerhuizen Oeuvreprijs vindt plaats op woensdag 9 juli 2025. Meer informatie over de prijsuitreiking volgt.