Wim Drees Seminar over de nieuwe NAVO-norm: 5% bbp naar defensie en veiligheid

Wim Drees Seminar over de nieuwe NAVO-norm: 5% bbp naar defensie en veiligheid

De NAVO heeft een historisch besluit genomen: in 2035 moeten alle lidstaten 5% van hun bruto binnenlands product (bbp) besteden aan defensie en veiligheid. Voor Nederland betekent dat een stijging van de defensiebegroting van de huidige 2,2% (inclusief steun aan Oekraïne) naar 3,5% voor directe defensie-uitgaven en 1,5% voor bredere veiligheidsinvesteringen, zoals infrastructuur.

Tijdens het Wim Drees Seminar in Sociëteit De Witte in Den Haag stond op 7 oktober 2025 deze koerswijziging centraal. Onder leiding van prof. dr. Barbara Baarsma (PwC Nederland / UvA) gingen drie experts uit overheid en wetenschap in gesprek over de vraag of deze forse toename van de defensie-uitgaven wenselijk, noodzakelijk en haalbaar is.

Sprekers waren prof. dr. Frans Osinga, hoogleraar War Studies Institute of Security and Global Affairs Universiteit Leiden, dr. Pieter Hasekamp, directeur Centraal Planbureau, en drs. Joost Clerx, directeur Begrotingszaken ministerie van Financiën en lid Wetenschappelijke Raad Wim Drees Fonds.

Lees hier het verslag opgesteld door Rosalie Van Onzenoort / Metaforum.

Op deze pagina vindt u alvast een video-opname, foto’s van de bijeenkomst en de PowerPoints van de sprekers. Een geschreven verslag wordt binnenkort toegevoegd.

Fotograaf: Harmen de Jong

Tentoonstelling Wetenschap Verbeeld

Tentoonstelling Wetenschap Verbeeld

Nog tot en met 26 oktober is in Natuurmuseum Brabant de tentoonstelling Wetenschap Verbeeld te zien. Deze expositie laat zien hoe belangrijk wetenschappelijke illustraties zijn voor wetenschap en educatie.

Centraal staat het afstudeerwerk van studenten van de masteropleiding Scientific Illustration van Zuyd Hogeschool en Maastricht University. Hun illustraties visualiseren uiteenlopende biologische, medische en klinische onderwerpen, van kunstknieën en robotica tot de ecologie van de Waddenzee.

De tentoonstelling toont hoe deze illustratoren, in nauwe samenwerking met wetenschappers, complexe informatie vertalen naar heldere, sterke beelden die hun weg vinden in medische folders, wetenschappelijke publicaties en educatief materiaal.

📍 Natuurmuseum Brabant, Tilburg

📅 t/m 26 oktober 2025

De energietransitie: hoe worden we concurrerend én klimaatneutraal?

De energietransitie: hoe worden we concurrerend én klimaatneutraal?

Hoe kan Nederland in 2050 tegelijkertijd concurrerend én klimaatneutraal zijn? Dat was de centrale vraag tijdens de derde editie van de KHMW Transition Talks, op zondag 7 september in het Hodshonhuis.

Onder leiding van Jacqueline van den Ende (Carbon Equity) gingen vier sprekers met elkaar en met het publiek in debat: Michel Heijdra (Directeur-Generaal Klimaat en Energie, EZK), Gert Jan Kramer (Universiteit Utrecht), Jan Vos (NedZero) en Ruben Dijkstra (Ørsted Benelux).

In de loop van de middag werd duidelijk dat energietransitie niet langer vooral een technologisch verhaal is. Het gaat om een systeemtransitie waarbij infrastructuur, marktontwerp, financiering en industriebeleid in elkaar grijpen. Politieke keuzes en internationale samenwerking zijn cruciaal om de transitie daadwerkelijk te laten slagen.

Rondetafelgesprek met Jacqueline van der Ende (links) als moderator

Jacqueline van den Ende: “Welke keuzes moeten we nú maken?”

In haar openingswoord schetste Jacqueline van den Ende de kernvraag van de middag: hoe kan Nederland in 2050 klimaatneutraal zijn, zonder zijn economische kracht en concurrentievermogen te verliezen?

“Ons industriële fundament rust nog altijd op sectoren als chemie, raffinage en staal. Dat zijn niet alleen grote werkgevers, maar ook de grootste vervuilers. De verduurzaming komt langzaam op gang en verzandt te vaak in een patstelling tussen overheid en industrie. Maar de klimaatdoelen zijn onvermijdelijk én noodzakelijk voor een leefbare toekomst. Welke keuzes moeten we nú maken?”

Met die prikkelende vraag gaf ze het woord aan de eerste spreker.

Michel Heijdra, Directeur-Generaal Klimaat en Energie bij het ministerie van EZK

Michel Heijdra: “Zonder Europese coördinatie gaat het niet”

Michel Heijdra, Directeur-Generaal Klimaat en Energie bij het ministerie van EZK, benadrukte dat de energietransitie zich tegelijk op lokaal, nationaal en Europees niveau afspeelt.

“Wij kunnen in Nederland veel ambities hebben, maar uiteindelijk zijn we onderdeel van een geïntegreerde Europese markt. Dat geldt voor energieprijzen, infrastructuur en ook voor industriebeleid.”

Hij wees erop dat de Nederlandse industrie zeer energie-intensief is en sterk verweven met internationale waardeketens. “Neem de raffinaderijen in de Rotterdamse haven: tachtig procent van hun productie gaat naar het buitenland. Dan kun je je afvragen of het logisch is dat Nederland alleen de enorme kosten draagt voor de netwerken en infrastructuur die daarvoor nodig zijn.”

Volgens Heijdra moet Nederland zich concentreren op drie zaken:

  1. De basis op orde brengen.
    “Voor de gebouwde omgeving en mobiliteit is de route relatief duidelijk. Daar kunnen we met eigen duurzame elektriciteit grote stappen zetten.”
  2. Zorgvuldig kiezen in de industrie.
    “We moeten scherp kijken in welk delen van de industrie Nederland competitieve voordelen of een goede uitgangssituatie heeft. Dat vraagt om een portfolio-benadering: waar hebben we in Nederland echte toegevoegde waarde, en waar kunnen andere landen het beter of goedkoper doen en welk plek in de waardeketens kan Nederland het beste oppakken?”
  3. Europese afstemming.
    “Het Emissions Trading System (ETS) is verreweg het belangrijkste instrument. Dat zorgt voor een gelijk speelveld binnen Europa. Maar het beschermt ons niet tegen de rest van de wereld. Zonder een koolstofgrensheffing blijven we kwetsbaar voor oneerlijke concurrentie.”

Hij sloot zijn betoog af met een waarschuwing: “De transitie kan niet uitsluitend worden gefinancierd uit de Nederlandse schatkist. We zullen slimme mechanismen moeten vinden om de kosten bij de juiste partijen te leggen: consumenten die iets meer betalen voor groene producten, en industrieën die mondiaal concurreren en op een Europese groene vraag kunnen bouwen. Alleen zo houden we het politiek en maatschappelijk draaglijk.”

Uit de zaal kwam de vraag of Heijdra niet te somber was over de mogelijkheden voor Nederland. “Hebben we niet juist een unieke kans om met onze kennisinfrastructuur en ligging aan de Noordzee een leidende rol te spelen?”

Heijdra erkende dat punt, maar bleef realistisch: “We hebben inderdaad een uitstekende uitgangspositie. Maar we moeten waken voor overschatting. Zonder Europese afspraken en zonder duidelijk inzicht in de Nederlandse plek in waardeketens is het risico groot dat we veel investeren in infrastructuur die vooral buitenlandse partijen ten goede komt, terwijl de Nederlandse belastingbetaler de rekening betaalt.”

Gert Jan Kramer, hoogleraar Sustainable Energy Systems Universiteit Utrecht

Gert Jan Kramer: “Het idee dat energie hier per se duurder is, klopt niet”

De tweede spreker, Gert Jan Kramer, hoogleraar Sustainable Energy Systems aan de Universiteit Utrecht, begon zijn bijdrage met een observatie: in het Nederlandse debat wordt vaak verondersteld dat duurzame energie hier veel duurder is dan in andere delen van de wereld. Volgens hem is dat een misvatting.

“Het beeld dat groene energie in Nederland en Noordwest-Europa significant duurder zou zijn, houdt geen stand bij serieuze vergelijking,” stelde hij. “Natuurlijk zijn er plekken in de wereld waar de productie goedkoper is, denk aan Brazilië of bepaalde regio’s in Scandinavië. Maar de verschillen zijn meestal niet groot genoeg om de extra transportkosten te rechtvaardigen.”

Kramer verwees naar verschillende studies:

  • De VNCI liet recent onderzoek doen naar de productie van duurzame brandstoffen in Nederland versus Saoedi-Arabië. “De conclusie was dat de verschillen beperkt zijn. Natuurlijk heb je in Saoedi-Arabië veel zon, maar je moet die energie nog wel omzetten en vervoeren.”
  • IRENA (het International Renewable Energy Agency) bracht de mondiale kosten van waterstofproductie in kaart. “Ook daar zie je dat Noordwest-Europa niet slechter scoort dan veel grote industriële regio’s, zoals Japan, Korea of de oostkust van China. Integendeel: de Noordzee is een van de rijkste bronnen voor hernieuwbare energie die er zijn.”

Kramer besluit zijn inleiding: “De Noordzee is een asset van wereldklasse. We zouden ons moreel verplicht moeten voelen om die bron ook te benutten. Zeggen ‘een ander zal het wel doen’ is als tennissen met het net omlaag: je weigert de moeilijkheid van het spel te accepteren.”

Een van de aanwezigen wees daarnaast op de kracht van industriële clusters in Nederland. “De synergie van bedrijven die dicht bij elkaar zitten, compenseert vaak hogere energieprijzen. Kijk naar olefinen: die waren in Europa decennialang 30 procent duurder dan in de VS. Toch bleef de industrie hier overeind, juist vanwege de voordelen van schaal, kennis en logistiek.”

Kramer komt met een waarschuwing aan beleidsmakers: “Laat dit geen uitkomst van louter economische rekensommen zijn. Als we alleen het geld de weg laten wijzen, eindigen we zonder industrie. Het is een maatschappelijke en politieke keuze of we hier bijvoorbeeld chemie en staal willen behouden. Dat vraagt duidelijkheid en durf van de overheid.”

Uit de zaal kwam de vraag of Kramer niet te optimistisch was. “Is het niet naïef te denken dat we alle concurrentievoordelen kunnen behouden, terwijl gas hier bijvoorbeeld veel duurder is dan in de VS?”

Kramer erkende dat gas inderdaad een zwak punt is. “Voor gas-gebaseerde systemen zijn we in het nadeel. LNG-import maakt ons structureel duurder. Maar dat is niet hetzelfde als hernieuwbare energie. Daar hebben we juist een sterke positie.”

Michel Heijdra haakte hierop in: “Gas plus CCS (Carbon Capture and Storage) is in Nederland minstens twee keer zo duur als in de VS of het Midden-Oosten, omdat we CCS alleen offshore mogen doen en gas moeten importeren. Dat kan een brugtechnologie zijn maar is voor de toekomst geen duurzame optie. Voor hernieuwbaar inclusief biogrondstoffen ligt het anders: daar hebben we wél kansen.”

Een andere vraag uit de zaal was hoe Nederland zich kan onderscheiden van landen met lagere kosten en meer ruimte. Kramer antwoordde: “Door te investeren in kennis en infrastructuur. We hebben een uitstekende onderzoeksbasis, sterke havens, en een unieke ligging aan de Noordzee. Dat is geen garantie, maar wel een kans. De vraag is: grijpen we die kans, of laten we hem lopen?”

Jan Vos, voorzitter NedZero

Jan Vos: “Zware industrie moderniseren en tegelijk inzetten op tech”

Jan Vos, voorzitter van NedZero en voormalig Kamerlid, nam als derde spreker plaats achter de microfoon. Zijn boodschap: Nederland moet de zware industrie niet afschrijven, maar moderniseren. “We hoeven de zware industrie niet zomaar overboord te gooien. Wel moet ze drastisch vernieuwen. Een deel van de industrie kan die slag maken, een deel niet. Maar laten we in elk geval niet nu al concluderen dat er voor zware industrie in Nederland geen toekomst is.”

Vos wees op de geopolitieke positie van Nederland. “Onze ligging aan de Noordzee geeft ons toegang tot relatief goedkope hernieuwbare energie. Dat is een concurrentievoordeel dat veel landen om ons heen missen. Daar moeten we vol op inzetten.”

Niet alle industrie zal levensvatbaar blijken, erkende hij. “Kijk naar aluminium: het bedrijf Aldel is meerdere keren failliet gegaan. Blijkbaar lukt dat in Nederland niet. Bij Tata Steel is het spannend hoe de transitie uitpakt. Het is te vroeg om definitief te zeggen welke sectoren het gaan redden en welke niet.”

Zijn eigen achtergrond in de techsector gaf Vos reden om juist daar grote kansen te zien. “Je hebt er relatief weinig middelen voor nodig, maar je kunt razendsnel schalen, aandeelhouderswaarde opbouwen en internationale markten veroveren. Voor Nederland is het cruciaal om die techsector verder te ontwikkelen. Denk aan AI, datacenters, defensie gerelateerde technologie. Dat zijn sectoren waarin we mondiaal mee kunnen doen.”

Zijn conclusie: “Voor de toekomst van Nederland is het relevanter om op tech in te zetten, maar zonder de zware industrie helemaal los te laten. We hebben die nog steeds nodig voor onze autonomie: zonder staal maken we geen auto’s.”

Na zijn inleiding vroeg Jacqueline van den Ende aan Vos om te preciseren welke sectoren volgens hem kansrijk zijn en welke niet. Volgens Vos is het nog te vroeg om een harde scheidslijn te trekken. “Maar mijn gevoel zegt dat energie-intensieve bulksectoren het zwaar krijgen, terwijl de combinatie van hightech en hernieuwbare energie juist veel potentie biedt. Het is aan de overheid en aan ons als samenleving om die keuzes tijdig te maken.”

Uit de zaal kwam de vraag of dit geen te optimistisch beeld is. “De techsector is belangrijk, maar zonder fysieke productie kun je ook geen apparaten bouwen of infrastructuur onderhouden. Is het niet te gevaarlijk om daar te licht over te denken?”

Vos reageerde: “Helemaal mee eens. Daarom zeg ik ook: we hebben de zware industrie nog steeds nodig. De kunst is de juiste balans te vinden. Je moet ruimte maken voor nieuwe sectoren, maar tegelijk zorgen dat je niet volledig afhankelijk wordt van import. Autonomie telt ook mee.”

Ruben Dijkstra: “Laat Nederland niet opdraaien voor andermans transitie”

Ruben Dijkstra, CEO Ørsted Benelux

De vierde inleider, Ruben Dijkstra (CEO van Ørsted Benelux), legde het accent op de vraag wie de rekening betaalt voor de energietransitie. “Het zou vreemd zijn als de Nederlandse belastingbetaler opdraait voor de kosten van de Duitse energietransitie. We moeten slimme manieren vinden om de rekening neer te leggen bij de partijen die het voordeel hebben. Anders subsidiëren we andermans industrie.”

Dijkstra bepleitte demand creation: het verplicht stellen van (een aandeel) groene productie in eindproducten, bijvoorbeeld auto’s.
“Als je dat verplicht, wordt een staalfabriek genoodzaakt groene stroom of waterstof af te nemen, en kan die fabriek zelf betalen voor de verduurzaming. Zij kunnen de kosten doorberekenen in hun keten waarbij de consument betaalt voor de beperkte meerprijs van het duurzame product. Dat is veel eerlijker dan wanneer de overheid miljarden investeert in infrastructuur die uiteindelijk voor tachtig procent naar buitenlandse markten gaat.”

Volgens hem is dit een noodzakelijke aanvulling op het contracts for difference (CfD’s)-model, waar de offshore windindustrie voor pleit. “Met een CfD-systeem schuif je de kosten door naar de belastingbetaler, terwijl de industrie er direct van profiteert. Demand creation legt de verantwoordelijkheid waar die thuishoort: bij de consument.”

Dijkstra benadrukte dat deze aanpak bestaande industrieën op korte termijn perspectief kan bieden. “Neem Yara, een grote producent van kunstmest. Dat kan, technisch gezien, relatief eenvoudig overschakelen van grijze naar groene waterstof. Dat is een kans om hier snel te verduurzamen zonder het hele proces om te gooien. Voor Tata Steel ligt dat ingewikkelder, en kost het meer tijd om de fabriek te verduurzamen. Als we Yara de mogelijkheid geven om via certificaat-handel invulling te geven aan een groen staal- verplichting voor de productie van auto’s, kunnen we tijd winnen en stapsgewijs transformeren.”

Net als de vorige sprekers zag Dijkstra Europese samenwerking als onmisbaar. “We moeten onze interne markt veel beter benutten. Alleen zo zorgen we dat Noordwest-Europa geen concurrentienadeel oploopt. Want zonder coördinatie blijf je dweilen met de kraan open.”

Uit de zaal kwam de vraag hoe demand creation praktisch kan worden ingevoerd. “Is dit niet te complex, en leidt het niet tot hogere prijzen voor consumenten?”

Dijkstra erkende dat consumenten iets meer zullen betalen. “Maar het gaat vaak om beperkte prijsstijgingen: een auto die 300 euro duurder wordt, een zak chips die twee cent duurder wordt. Dat is maatschappelijk verdedigbaar. Veel beter dan miljarden uitgeven zonder duidelijkheid over wie profiteert.”

Jacqueline van den Ende vroeg of dit mechanisme voldoende prikkel biedt voor innovatie.

Dijkstra: “Juist wel. Bedrijven die weten dat ze verplicht zijn groene inputs te gebruiken, zullen actief zoeken naar goedkopere en efficiëntere oplossingen. Dat versnelt innovatie in plaats van dat het die afremt.”

Michel Heijdra voegde toe dat de uitdaging vooral Europees ligt. “Demand creation is krachtig, maar de vraag is: leg je die verplichting neer bij Nederlandse bedrijven of bij Europese bedrijven, en hoe bescherm je tegen wereldwijde concurrentie? Dat is een politieke keuze. Nederland kan dat niet in z’n eentje beslissen.”

Moeten we de zware industrie behouden?

Na de vier inleidingen was het tijd voor het debat met de zaal. Hierbij kwamen uiteenlopende thema’s aan bod: de toekomst van de zware industrie, de kosten van infrastructuur, Europese samenwerking en het wenkend perspectief van de transitie.

Op de stelling dat Nederland de zware industrie moet opgeven en zich volledig moet richten op hightech en circulaire sectoren reageerden zowel de zaal als de panelleden verdeeld.

Jan Vos: “Niet opgeven, maar moderniseren. Zonder zware industrie hebben we geen autonomie.”

Gert Jan Kramer: “De Noordzee is een bron van wereldklasse. Het is een politieke keuze of we de industrie hier behouden.”

Ruben Dijkstra: “Zorg dat de consument betaalt via demand creation. Dan voorkom je dat Nederland de Duitse transitie financiert.”

Michel Heijdra: “De kosten zijn zeer hoog. We moeten zorgen dat wij niet betalen voor infrastructuur die vooral buitenlandse partijen bedient. Daar kan demand creation een oplossing voor zijn maar ook andere zaken als risicodeling met het buitenland zijn nodig.”

Kosten en kapitaal

Een ervaren industriebestuurder uit de zaal wees erop dat bedrijven projecten neerzetten waar het rendement het hoogst is. “Nederland voldoet vaak niet. We praten over 500 miljard euro aan investeringen in tien jaar, maar bedrijven kunnen dat zelf niet zonder meer opbrengen. Zonder duidelijk beleid en kapitaalmarkten gaat het niet lukken.”

Michel Heijdra reageerde dat kapitaalmarkten cruciaal zijn, maar dat het de vraag is waar je ze voor inzet. “TenneT als staatsbedrijf kan goedkoop groene obligaties uitgeven, mede dankzij een staatsgarantie. Voor de industrie is het ingewikkelder: dit zijn private partijen die anders ondersteund moeten worden om financiering aan te trekken.”

 

Europese instrumenten

Een hoogleraar bedrijfskunde van de Rijksuniversiteit Groningen wees op bestaande Europese instrumenten zoals de taxonomie, SFDR en ETS. “Waarom hoor ik die nauwelijks terug in dit debat?”

Ruben Dijkstra: “Omdat ze niet altijd werken. Voor staal wel, maar voor auto’s niet. En zodra Europa de 2040-doelen loslaat, ondermijn je het vertrouwen.”

Jan Vos: “In Brussel wordt er veel afgestemd, maar nationale belangen gaan vaak voor.”

Michel Heijdra: “ETS is het belangrijkste instrument binnen Europa. Maar industriebeleid blijft grotendeels nationaal, waardoor er een ongelijk speelveld ontstaat.”

 

Het wenkend perspectief

“Wat is het wenkend perspectief’, wilde iemand uit de zaal weten. “Waarom moeten we dit allemaal doen en blijven we niet afhankelijk van fossiel?”

Dijkstra: “Omdat we het maatschappelijk willen. Het nieuwe evenwicht ligt op hogere kosten.”

Vos: “Klimaatproblemen escaleren en vergroten draagvlak. Landen die nu investeren, exporteren straks hun duurzame producten.”

Kramer: “We moeten eerlijk zijn: dit gaat om klimaatverandering. Alle andere argumenten zijn bijvangst.”

Heijdra: “Eens met de vorige sprekers. Maar specifiek over fossiel: zelfs als we fossiel zouden willen, kunnen we als industrie niet goed concurreren met landen als Amerika of het Midden-Oosten waar gas – sinds Ruslands oorlog in Oekraïne – veel goedkoper is.”

Een van de aanwezigen in de zaal merkt op: “Nederland kan opnieuw een groot energieland worden. Met de Noordzee en onze fabrieken hebben we de infrastructuur al staan. Waarom zouden we nieuwe fabrieken elders bouwen?”

Kernenergie en flexibiliteit

Vraag uit de zaal: “Zijn we niet te afhankelijk van wind op zee? Bereiken we geen afnemende meeropbrengsten? En besteden we de honderden miljarden optimaal?”

Dijkstra: “Ik geloof in én-én. Kernenergie kan basislast leveren, wind en zon zorgen voor volatiliteit. En dus hebben we meer vraag en opslag nodig om prijsschommelingen op te vangen.”

Heijdra: “Eens. Het is én-én. Om naar 100 procent duurzaam in de elektriciteitsmix te gaan, hebben we verder batterijen, demand creation en conversie nodig.”

Kramer: “Elektrolyse wordt cruciaal: overtollige stroom omzetten in waterstof, niet om terug te voeden in het net, maar om de procesindustrie te voeden.”

In haar slotwoord bedankte Jacqueline van den Ende de sprekers en het publiek. “We hebben vanmiddag gezien hoe complex de energietransitie is. Het gaat niet alleen om technologie, maar ook om politieke keuzes, internationale coördinatie en maatschappelijke acceptatie. Wat wél duidelijk is: we kunnen ons de luxe niet veroorloven om af te wachten. Nederland heeft unieke kansen, maar alleen als we durven kiezen.”

De middag werd afgesloten met een borrel in het Hodshonhuis, waar de discussie nog lang doorging.

Foto's: Marlise Steeman

4 september: Kick-off Nationale Denktank 2025

4 september: Kick-off Nationale Denktank 2025

Twintig gedreven denkers en doeners werken dit najaar tijdens de Nationale DenkTank vier maanden lang samen met bedrijven, overheden en maatschappelijke organisaties aan oplossingen voor urgente vraagstukken. In de periode 2024–2026 staan circulariteit en duurzaamheid centraal.

Na de Zomerschool is een nieuwe lichting DenkTankers klaar om met frisse energie de onderzoeksvragen van 2025 aan te pakken. De aftrap is op 4 september bij Andersson Elffers Felix in Utrecht. Om 15.30 uur start het programma met twee inspirerende sprekers: Ivonne Bojoh, CEO van Circle Economy Foundation, en Jan Peter Balkenende, voormalig minister-president, voorzitter van de Dutch Sustainable Growth Coalition en emeritus hoogleraar aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Wil je erbij zijn? Meld je aan via: nationale-denktank.nl/kick-off-aanmeldpagina 

Maakt uw initiatief kans op de KHMW Brouwer Vertrouwensprijs 2026?

Maakt uw initiatief kans op de KHMW Brouwer Vertrouwensprijs 2026?

De inschrijving voor de editie 2026 van de Vertrouwensprijs is geopend. Tot en met 30 september 2025 is het voor iedereen mogelijk initiatieven aan te melden die kans maken op de KHMW Brouwer Vertrouwensprijs. Met uw aanmelding maakt u niet alleen kans op de hoofdprijs van 100.000 euro, maar ook op de tweede prijs van 50.000 euro.

Kijk hier voor meer informatie en het aanmeldingsformulier.