Verslag Winterdebat ‘De stand van het water’
Wat is de stand van het water in Nederland? Die vraag stond centraal tijdens het Winterdebat op zondag 11 februari 2024.
Als we niet ingrijpen, zou Nederland wel eens kunnen afstevenen op een toekomst met te veel én te weinig water. Dat lijkt de verontrustende conclusie na een middag met korte lezingen door prof. dr. Maarten Kleinhans, hoogleraar biogeomorfologie van rivieren en estuaria aan de Universiteit Utrecht, en drs. Hans de Groene, directeur van Vewin, de vereniging van waterbedrijven in Nederland. Ze belichtten twee kanten van dezelfde medaille: toename van extremen door klimaatverandering.
Water te veel?
Volgens Maarten Kleinhans (PowerPoint) is Nederland een land van ‘water, zand, modder en dode planten’. Door de aanleg van dijken werd het mogelijk het water in Nederland te beheren. Maar waterbeheer leidde ook tot problemen, zoals meters bodemdaling, ruimtebeperking voor hoogwaters en verdieping van vaargeulen. En wat gebeurt er met Nederland als de aarde opwarmt en de waterspiegel in zeeën en rivieren stijgt? Projecten als Ruimte voor de rivieren en de Maaswerken hebben ervoor gezorgd dat Nederland bij wateroverlast vooralsnog relatief veilig is, zoals bleek bij de overstroming van de Maas in 2021, toen delen van België en Duitsland aanzienlijk meer te lijden hadden dan vergelijkbare regio’s in Nederland. Veel méér water kan Nederland echter niet verstouwen. Desnoods kunnen de dijken nog twee of drie meter opgehoogd worden. Maar met toenemende extremen in de huidige klimaatverandering is al veel meer ruimte voor de rivieren nodig en moet er ook achter de dijken, in het binnenland, ingegrepen worden. Dat ligt maatschappelijk gevoelig. Voor Nederland zou het de beste oplossing zijn als extreme neerslag en hoogwaters al in Duitsland vastgehouden konden worden, concludeert Kleinhans, vóór ze ons land bereikt. Maar of onze oosterburen daartoe bereid zijn? En als het in de volgende eeuw écht misgaat met zeespiegelstijging – en die kans is volgens Kleinhans niet denkbeeldig – zijn enkele meters dijkophoging niet genoeg.
Drinkwater te kort?
Terwijl Kleinhans dus waarschuwde voor een teveel aan water, sprak Hans de Groene (PowerPoint) over een dreigend tekort aan water, en dan specifiek drinkwater. De Nederlandse drinkwatersector, die Vewin vertegenwoordigt, bestaat momenteel uit tien drinkwaterbedrijven. Samen bedienen zij meer dan 8 miljoen aansluitingen. Nederlanders gebruiken gemiddeld 128 liter per persoon per dag. Zo’n twee derde van ons drinkwater komt van grondwater, en een derde van oppervlaktewater. In de westelijke provincies, die aan de Noordzee grenzen, is het grondwater relatief brak en daardoor ongeschikt voor drinkwaterwinning. Daar wordt oppervlaktewater gebruikt. Dat vergt meer zuivering, waardoor de prijs die we voor ons drinkwater betalen, per regio kan verschillen.
De Groene sluit niet uit dat Nederland ooit zonder voldoende drinkwater zal komen te zitten. De vraag naar drinkwater stijgt door economische groei, bevolkingstoename en stedelijke uitbreiding in zekere regio’s; ook neemt het gebruik per hoofd van de bevolking wat toe. Alle tien drinkwaterbedrijven hebben vóór 2030 extra productiecapaciteit nodig, in een aantal gevallen al nu of op zeer korte termijn. Het is helemaal niet zeker dat dit tijdig lukt. Integendeel, drinkwaterbedrijven lopen tegen steeds meer juridische en bestuurlijke belemmeringen aan bij de vergunningverlening. Ook gebrek aan financieringsruimte en druk op de kwaliteit van bronnen zijn struikelblokken.
Voor de langere termijn is het zaak dat we leren water beter vast te houden. Andere oplossingen zijn beter grondwaterbeheer, bewust en zuinig waterverbruik, duurzame inpassing van drinkwatervoorziening, en soms het verplaatsen van winningen, stelt De Groene voor. Voor de kortere termijn is afgesproken dat drinkwater in ruimtelijke afwegingen prioriteit moet krijgen als dat nodig is voor het nakomen van de leveringsplicht.
Behoefte aan visie
De discussie wordt geleid door maatschappelijk KHMW-lid Inge Bryan. Na de twee lezingen krijgen de sprekers eerst de kans om elkaar een vraag te stellen. Maarten Kleinhans wil van Hans de Groene weten wat de impact van de intensieve landbouw op de drinkwaterwinning is. Grondwatervervuiling door intensieve landbouw is inderdaad een probleem, bevestigt De Groene, vooral voor waterwinningen die aan landbouwgebieden grenzen. Het lukt maar niet om dit probleem definitief op te lossen. Af en toe vinden we nu pesticiden in onze drinkwaterbronnen die al twintig jaar verboden zijn!
Voor zijn vraag aan Maarten Kleinhans haalt Hans de Groene een populair adagium uit de drinkwatersector aan: ‘Zout is fout, zoet is goed’. Tegenwoordig, merkt De Groene op, wordt er soms bewust zout water in het achterland toegelaten, bijvoorbeeld bij de Haringvliet. Is dat toekomstbestendig? Kleinhans geeft aan dat bij deze afweging sprake is van conflicterende belangen die democratisch geborgd moeten worden.
Dan is het woord aan de zaal. Opmerkelijk is dat de bezoekers vooral gefascineerd zijn door praktische aspecten. Kan er meer drinkwater geproduceerd worden door dieper te graven, wil iemand bijvoorbeeld weten. Volgens De Groene wordt het grondwater nu al gewonnen op een diepte van enkele tientallen tot enkele honderden meters. Nóg dieper graven is geen oplossing voor een dreigend drinkwatertekort.
Hoewel deze maatregel wel door het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat onderzocht wordt, lijkt ook een prijsprikkel niet onmiddellijk tot een oplossing te leiden. Drinkwater is een eerste levensbehoefte en moet daarom voor iedereen betaalbaar blijven. Daarbij zou de prijs enorm omhoog moeten om consumenten ertoe te bewegen minder drinkwater te gebruiken; de prijselasticiteit is immers laag.
In sommige andere landen wordt gewerkt met zogenaamd ‘grijs water’, bijvoorbeeld regenwater om de tuin te sproeien of de wc door te spoelen. Ten slotte hebben we niet voor alles drinkwaterkwaliteit nodig. De Groene geeft aan dat men hiermee bijvoorbeeld in Vlaanderen verder is dan in Nederland. Hij lijkt echter niet helemaal overtuigd van deze besparingsmaatregel; het is zaak goed aandacht te schenken aan de risico’s voor de volksgezondheid.
Er wordt verder onder meer gesproken over transnationale afstemming en ideeën voor een nieuw Deltaplan. Volgens De Groene zijn de regionale overheden en de waterschappen over het algemeen goed bezig, en is de watersector goed georganiseerd. Beide sprekers zijn het er echter over eens dat de landelijke politiek achterloopt. Kleinhans geeft toe dat hij daar ’s nachts wel eens wakker van ligt, als hij bedenkt wat er in de toekomst nog op Nederland afkomt.
‘Het gaat om fundamentele vragen’, merkt een van de aanwezigen op. ‘Er wordt nog te veel gedacht in termen van kortetermijnoplossingen, interventies. Er moet een integrale visie komen voor de toekomst van Nederland.’ Daar lijkt iedereen in de zaal het mee eens.
Foto's: Vera Duivenvoorden