maandag, april 28, 2025 | Headlines
De Proefschriftprijs Interdisciplinariteit 2025 is toegekend aan dr. Francien Bossema. Ze promoveerde op 23 mei 2024 aan de Universiteit Leiden op haar dissertatie Tailoring X-ray tomography techniques for cultural heritage research.
Als promovendus werkte Bossema formeel bij het Centrum Wiskunde & Informatica in Amsterdam. Maar in de praktijk speelde haar onderzoek zich vooral af in het Rijksmuseum (Amsterdam), het British Museum (Londen) en het J. Paul Getty Museum (Los Angeles). Haar vakoverstijgende werkwijze is precies waarvoor de KHMW Proefschriftprijs Interdisciplinariteit is bedoeld.
Programma en aanmelden prijsuitreiking
Waarom zou je een kunsthistorisch object met röntgenstralen onderzoeken?
‘De vraag kwam altijd van mijn collega’s van het Rijksmuseum. Zij hadden een driedimensionaal object, zoals een houten beeld of een messenkoker, en wilden er binnenin kijken, bijvoorbeeld om de leeftijd vast te stellen. Bij een houten voorwerp kun je dit doen aan de hand van de jaarringen. Je kunt zo’n beeld natuurlijk niet doormidden zagen. Daarom gebruiken we röntgenstralen. Net zoals in het ziekenhuis kun je ook in het museum met een CT-scan een driedimensionale versie van het object maken en dat digitaal doorsnijden.’
Dat klinkt logisch. Werd dat nog niet gedaan?
‘Weinig. Ten eerste doordat CT-machines meestal alleen op mensen toegepast worden. Het menselijk lichaam bestaat voor een groot deel uit water en daar kom je met röntgenstraling vrij makkelijk doorheen. Bij kunstobjecten gaat dat niet zo makkelijk doordat ze meestal uit verschillende materialen bestaan, zoals hout, metaal, papier en verf. Ook kunnen kunstobjecten, anders dan mensen, verschillende vormen en groottes hebben. Een kunstobject kan klein zijn, zoals een kraal of een ketting tot…’ Bossema wijst op de haard in de Blauwe Zaal van het Hodshonhuis. ‘Zo’n schouw, bijvoorbeeld, leg je niet zomaar even in een röntgenapparaat.’
Bossema werkt daarom met laboratoriumopstellingen waarbij niet, zoals in de medische wereld, de röntgenbron en de detector die de röntgenstralen opvangt om de patiënt heen draaien. ‘Bij ons ligt het object op een rotatietafel en bron en detector blijven stationair’, legt ze uit. ‘Dat biedt meer mogelijkheden. Een voordeel is ook dat we een hogere resolutie kunnen krijgen dan bij een medische CT-scanner. Dat is nodig, want de kenmerken die wij willen zien, zijn vaak heel klein.’
Wat is jouw rol als wiskundige hierbij?
‘Als het object ronddraait, worden er honderden röntgenfoto’s genomen die worden gecombineerd tot een CT-scan. Voor de reconstructie moet je alle posities kennen. Waar staat de bron? Hoeveel graden is er gedraaid tussen twee foto's? Waar staat de detector ten opzichte van object en bron? Wij – want ik werkte in een team – hebben een algoritme ontwikkeld om met behulp van kleine metalen balletjes al die parameters heel exact te berekenen. Hiermee konden we het röntgenapparaat in het Rijksmuseum, dat voorheen alleen tweedimensionale röntgenfoto’s kon maken, gebruiken om driedimensionale CT-scans te maken. Het voordeel daarvan is ten eerste dat er veel grotere objecten in de opstelling in het museum passen. Ten tweede hoef je de objecten niet mee te nemen naar buiten het museum; dat is een risico voor de vaak fragiele en waardevolle objecten.’
Wat heb je in het British Museum gedaan?
‘Het British Museum is een van de voorlopers. Ze hebben een mooie, grote CT-scanner waarmee ze al enkele jaren onderzoek doen in de eigen collectie. Die mochten wij gebruiken om de kwaliteit van mijn berekeningen te controleren.’
En hoe verliep je samenwerking met het J. Paul Getty Museum in Los Angeles?
‘Tijdens mijn onderzoek heb ik het museum niet bezocht. We hebben het hele project, en het artikel dat daaruit voortgekomen is, online gedaan. Zij zaten achter knoppen van het apparaat, en ik zei via Zoom wat ik nodig had. Vorig jaar, na mijn promotie, nodigde het museum me uit voor een guest scholarship van acht weken. Dat is niet genoeg tijd voor een heel onderzoeksproject, dus ik ben nog bezig dat af te ronden.’
Je hebt een bachelor wis- en natuurkunde gedaan aan de VU en een master toegepaste wiskunde in Leiden. Hoe beland je met zo’n opleiding in de museumwereld?
‘Na de middelbare school vond ik het lastig een studie te kiezen, omdat ik veel dingen leuk vond. Uiteindelijk is het wiskunde geworden. Deze promotieplaats was ideaal omdat ik hier meerdere vakken en interesses kon combineren. Naast wiskunde, informatica en computerwetenschappen onder meer kunstgeschiedenis, dendrochronologie en museumstudies.’
Je hebt tijdens je master ook een specialisatie wetenschapscommunicatie gedaan. Kwam die ook nog van pas?
‘Zeker! Bij zo’n interdisciplinair project is het belangrijk goed met elkaar te overleggen. De collega’s van het museum geven aan wat ze nodig hebben, en daarna zit ik samen met hen de hele dag in de scankamer. Het scanproces wordt gestuurd door de directe feedback van de museumcollega’s om zo veel mogelijk informatie over het object te vergaren.’
Het klinkt alsof je van alle markten thuis bent.
‘Ik heb de afgelopen jaren veel van mijn collega's geleerd. Mijn proefschrift bestaat uit vier gepubliceerde artikelen. Het kunsthistorische gedeelte is voor een groot deel door mijn collega’s geschreven, terwijl ik verantwoordelijk was voor het technische deel. De conclusies over de kunstobjecten hebben we in samenspraak getrokken, waarbij we vaak urenlang samen naar de CT-scans hebben zitten kijken.’
Wat is volgens jou het belang van team science?
‘Het grootste deel van dit proefschrift berust op team science. In 2021 hebben we voor ons project over de kist van Hugo de Groot, waarvoor we een nieuwe techniek ontwikkelden om grotere objecten te scannen, zelfs de Team Science Award van NWO gewonnen. Aan elk artikel is meegewerkt door een interdisciplinair team. Daarin zaten altijd minstens een wiskundige en een informaticus of computerwetenschapper, en vaak meerdere conservatoren of restauratoren uit het museum. Voor mij persoonlijk is team science dus heel belangrijk. Ik denk ook dat het belangrijk is om de creativiteit te verhogen en de wetenschap verder te brengen.’
Dat lijkt me best een flinke organisatie.
‘Dat klopt. In dit geval was ik meestal degene die de projecten leidde, omdat het natuurlijk om mijn proefschrift ging. Ik benaderde mensen en belegde vergaderingen om het onderzoek te bespreken. Dus organisatorische vaardigheden zijn belangrijk. En je moet goed kunnen plannen. Het is soms ingewikkeld, want al die mensen hebben het natuurlijk ook druk met andere dingen. Het kost tijd en geduld om het allemaal goed te organiseren. Maar ik heb wel gemerkt dat bij zo’n project iedereen enthousiast is, omdat het zoveel waardevolle nieuwe informatie oplevert.’
Wat vind je ervan dat je de KHMW Proefschriftprijs Interdisciplinariteit gewonnen hebt?
‘De kroon op mijn werk! Ik voelde me in die museumomgeving natuurlijk af en toe wel een beetje een vreemde eend in de bijt. Daar was ik de wiskundige die het altijd maar over algoritmes had. Terwijl ik onder wiskundigen degene was die altijd maar over kunst wilde praten. Ik nam een unieke positie in, en dat vond ik ook leuk. Maar dat je werk dan op deze manier gewaardeerd wordt, is wel heel bijzonder.’
vrijdag, juni 14, 2024 | Interviews
De J.C. Ruigrok Prijs voor Rechtswetenschappen gaat dit jaar naar de in Roemenië geboren Mara Păun. Zij promoveerde op 15 september 2023 aan Tilburg University op het proefschrift Law and Technology through the Lens of Autopoiesis: An analytical framework for dealing with regulatory disconnection illustrated through the case of the GDPR. Aan het einde van dit interview heeft Mara een persoonlijke boodschap voor de promovendi van vandaag.

Mara Păun
Waar gaat je proefschrift over?
Mijn proefschrift gaat over recht en technologie. Uitgangspunt is dat de technologie zich sneller ontwikkelt dan het recht zich kan aanpassen. Dat geldt natuurlijk niet voor alle nieuwe technologieën die op de markt komen. Maar de ontwikkeling van artificiële intelligentie (AI) heeft bijvoorbeeld een wereld van nieuwe mogelijkheden geopend en ook een aantal risico’s en juridische onzekerheden meegebracht; daarom is nieuwe wetgeving noodzakelijk. Het gaat om technologieën die effect hebben op de manier waarop wij mensen handelen én denken. Vragen die gesteld kunnen worden, zijn bijvoorbeeld: hoe zorgen we ervoor dat AI-systemen veilig zijn en mensenrechten respecteren, en: wat vinden wij als maatschappij dat je wel of niet met AI mag doen? Inmiddels hebben we in de Europese Unie de AI-Act.
AI is nu heel populair, maar er zijn ook andere vormen van technologische ontwikkeling die tot vragen hebben geleid. In mijn proefschrift noem ik zoveel mogelijk voorbeelden van nieuwe technologieën die het toen geldende juridische kader onder druk hebben gezet en die vragen hebben meegebracht. Je kunt daarbij denken aan computers, maar er zijn ook technologische ontwikkelingen die niet digitaal zijn, zoals nanotechnologie en genetische manipulatie. En als we naar ons dagelijks leven kijken… De veronderstelling is dat er altijd een mens achter het stuur zit, maar misschien heeft iedereen in de toekomst een zelfrijdende auto. Hebben we dan nog wel rijbewijzen nodig? En wie is er verantwoordelijk in geval van een ongeluk?
Sommige nieuwe technologieën zetten de bestaande wettelijke kaders onder druk en kunnen leiden tot een mismatch tussen de aannames die in de wet verankerd liggen en de nieuwe sociaal-technologische context. De gevolgen daarvan hebben invloed op de manier waarop het wettelijke kader functioneert.
Deze mismatches kunnen door verschillende partijen geïdentificeerd worden, zoals rechters maar bijvoorbeeld ook burgerrechtenorganisaties. Vervolgens moet de wetgever dit oppakken. Maar waar de mismatch in de wet- of regelgeving precies zit, hoe complex die is en wat de gevolgen ervan zijn – dat zijn vragen die beantwoord moeten worden vóór de wetgever aan de slag kan met het aanpassen van het huidige kader. In mijn proefschrift heb ik een analysemodel ontwikkeld dat in deze fase een bijdrage kan leveren.
Het klinkt als onbegonnen werk…
Het complexe van technologische veranderingen is dat ze zo snel gaan. De situatie verandert voortdurend. Daardoor is een mismatch moeilijk te voorkomen. Wel kunnen we proberen de frequentie en impact van dit soort mismatches te verminderen door verschillende strategieën te gebruiken om het rechtssysteem toekomstbestendiger te maken.
Voor mijn onderzoek heb ik, op basis van bestaande literatuur, verschillende van dit soort strategieën op een rij gezet. Deze strategieën hebben voor- en nadelen en richten zich op verschillende aspecten van de kloof tussen recht en technologie. Voor je een strategie kunt toepassen, moet je eerst het probleem goed in kaart hebben gebracht. In mijn proefschrift reik ik hiervoor een analytische kader aan, dat is gebaseerd op het idee van autopoëse, een begrip uit de systeemtheorie.
Ik beschouw recht en technologie als twee zelfstandige autopoëtische systemen, met eigen grenzen en eigen interne mechanismen. Deze opvatting heeft me geholpen tot nieuwe theoretische inzichten te komen en op een nieuwe manier naar de kloof tussen recht en technologie te kijken. Mijn analytisch kader is uiteindelijk zonder al te veel theoretische kennis te gebruiken. Ik heb een vragenlijst opgesteld die de wetgever, rechters, burgerrechtenorganisaties of academici kunnen gebruiken om het huidige juridische kader in het licht van een nieuwe technologische ontwikkeling te analyseren, de mismatch in kaart te brengen en vervolgens passende oplossingen te vinden.
Heb je je analytisch kader ook zelf in de praktijk getoetst?
Inderdaad, ik heb het uitgeprobeerd aan de hand van de Algemene verordening gegevensbescherming, de AVG, en daarmee geef ik ook een illustratie van hoe je het zou kunnen gebruiken.
Zie je nog meer toepassingsmogelijkheden?
Ik ben nu samen met een collega bezig mijn analytische kader toe te passen op milieurecht en energierecht. Ik vind het leuk om met collega’s samen te werken. Dankzij hen kan ik mijn kader binnen verschillende contexten toepassen. Ik denk dat het kader ook gebruikt kan worden om verschillende rechtsgebieden van elkaar te laten leren. Ik heb zelf natuurlijk niet de diepgaande kennis om mijn kader op verschillende rechtsgebieden toe te passen. Daarom vind ik team science zo belangrijk, net als een interdisciplinaire aanpak, zowel binnen het recht als daarbuiten.
Zou je nog iets willen toevoegen?
Graag. Ik vind het een grote eer om voor mijn proefschrift deze prijs te ontvangen. Maar ik weet dat er promovendi zijn die onzeker worden als ze zoiets horen en die daardoor aan zichzelf gaan twijfelen. Ik wil het daarom ook hebben over de andere kant. Ik ben in de eerste jaren van mijn promotietraject erg op zoek geweest naar ‘het idee’. Wat kon ik vertellen wat anderen nog niet verteld hadden? Ga ik wel voldoende naar congressen, probeer ik wel voldoende te publiceren? Hoe krijg ik mijn proefschrift op tijd af? Nou ja, dat laatste is niet gelukt. Het idee voor dit proefschrift kwam pas toen ik verplicht moest stoppen en een stap terug moest doen omdat ik ziek werd. Opeens was alle druk weg en had ik ruimte om na te denken. Toen pas klikte er iets.
Wat ik andere promovendi zou willen meegeven, is om geduldig te zijn en de tijd te nemen om na te denken, ook als het niet productief voelt. Dat vergeten we soms. Ik heb ontzettend veel geluk gehad met mijn promotoren, die mij mijn eigen weg hebben laten kiezen. Creatief zijn kan niet onder druk. Achter elk succes gaan uitdagingen schuil, en moeilijke momenten. Dat mag wel wat meer bespreekbaar gemaakt worden.
maandag, april 22, 2024 | Interviews
In 2024 wordt voor het eerst de KHMW Van der Aa Oeuvreprijs uitgereikt, een nieuwe prijs van € 25.000 voor een wetenschapper die zich verdienstelijk heeft gemaakt op het gebied van de geestes- en maatschappijwetenschappen. De eerste winnaar van de KHMW Van der Aa Oeuvreprijs is prof. dr. P.A.M. (Paul) van Lange, hoogleraar Sociale Psychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam.

Paul van Lange
Als sociaal psycholoog houdt Paul van Lange zich onder meer bezig met grensoverschrijdend gedrag, gedragsverandering en het onderling vertrouwen tussen mensen en instituties. Medio 2024 hoef je maar aan de NPO, de opwarming van het klimaat of het Toeslagenschandaal te denken om te beseffen hoe actueel zijn werk is.
Van Lange schrijft regelmatig opiniestukken voor kranten en tijdschriften en is een graag geziene gast bij radio en televisie. ‘Als je sociale psychologie breed definieert, staat het ontzettend centraal en kun je een unieke bijdrage leveren, zowel in relatie tot wat anderen vanuit andere vakgebieden zeggen als tot wat de relatieve “leek” denkt’, zegt hij. ‘Dat vind ik heel inspirerend.’
Hij is terughoudend met media-optredens. ‘Ik doe het alleen als het meerwaarde heeft. Ik heb een passie voor wetenschap en wil de kennis uit mijn vakgebied graag delen. Niet alleen omdat ik dat zelf leuk vindt, maar ook omdat je soms een positieve bijdrage kunt leveren aan de maatschappij.’
Zo schreef hij onlangs een opiniestuk over hoe mensen met elkaar zouden kunnen praten over een polariserend onderwerp zoals ‘Israël’. In het artikel zette hij zijn theorie over tweetallen uiteen. ‘Een tweetal is een fijne eenheid’, stelt hij. ‘Mensen vertrouwen elkaar sneller, er kunnen geen coalities ontstaan en je kunt niet buitengesloten worden. Verder krijgen zowel wederkerigheid en empathie meer kans. Die theorie, gebaseerd op wetenschappelijke kennis, kun je vertalen in concrete adviezen, zoals om met iemand te gaan wandelen en het dán te bespreken.’
Natuurlijk volgt hij de coalitie-onderhandelingen op de voet. ‘Daar worden inderdaad ook een-op-een-gesprekken toegepast’, beaamt hij. ‘Daar begon Plasterk al snel mee, wat ik een goede insteek vond.’
Concrete voorbeelden
De wetenschap kan dus de praktijk beïnvloeden, maar andersom wordt de wetenschap ook gevoed door wat er in de praktijk gebeurt. Een ander recent stuk van Van Lange ging bijvoorbeeld over de rol die psychologie kan spelen om bij mensen een gedragsverandering tot stand te brengen om opwarming van het klimaat tegen te gaan.
‘Het viel me op dat er veel ouderen meedoen aan klimaatdemonstraties’, zegt hij. ‘Die doen dat niet uit eigenbelang, maar voor hun kinderen en kleinkinderen. Heel begrijpelijk vanuit een evolutionair perspectief. Bij klimaatverandering gaat het vaak om het concreet maken van abstracte materie: een collectief belang op lange termijn. Als je daarbij je kinderen of kleinkinderen voor ogen hebt, wordt het concreet, elke keer wanneer je ze ziet. Dat is een gegeven waar de overheid gebruik van kan maken.’
Van Lange staat erom bekend dat hij complexe materie zowel voor studenten als voor een algemeen publiek toegankelijk kan maken. Zelf denkt hij dat het komt doordat hij in het verleden met veel verschillende mensen is omgegaan en ook nu nog graag met jan en alleman een praatje maakt. ‘Daardoor kan ik me makkelijk verplaatsen in wat een persoon qua abstractie aankan. Ik ga bewust op zoek naar een goed voorbeeld. Maar het is ook een kwestie van ervaring.’
Reputatie
En dan komt Van Lange alweer met een nieuwe ‘minitheorie’. ‘Als je kijkt naar wat mensen drijft, is reputatie heel belangrijk’, zegt hij. ‘Uit onderzoek uit meerdere disciplines is gebleken dat mensen bijzonder gevoelig zijn voor wat anderen van hen vinden. Het is zelfs één van de belangrijkste mechanismen die ons aanzetten tot samenwerking en ons weerhouden van normovertredingen. Een tijd geleden interviewde Het Parool me over de vraag waarom het op de Wallen zo vaak misgaat. Ik zei onder meer, en de politiemensen bevestigden dat, dat mensen eerder over de schreef gaan als ze zich onbespied wanen. Het donker geeft mensen het gevoel dat ze anoniem, vooral in groepsverband, veel regels aan de laars kunnen lappen. Stel nu dat de lokale overheid een dimmer heeft waarmee op gezette tijden de lampen wat feller gezet kunnen worden… Dan maak je dus gebruik van dat idee van reputatie.’
Volgens Van Lange blijkt ook uit onderzoek dat mensen gemiddeld een uur per dag besteden aan roddelen. ‘Bij roddelen speelt reputatie ook een rol’, zegt hij. ‘Je bent bang dat mensen achter je rug over je praten. Dat verklaart deels waarom er in een dorp bij huis-aan-huiscollectes veel meer wordt opgehaald dan in de stad. Er is in dorpen een grotere kans dat de collectant mensen kent die jij ook kent.’
Wetenschappers bedreigd
Dat mensen meer durven als ze zich onbespied wanen, blijkt wel op social media. Vooral op X (voorheen Twitter) verschuilen mensen zich soms achter een anoniem account. Van Lange zou het liefst zien dat anonieme accounts verboden worden. Hoewel social media normoverschrijding volgens hem ook kunnen tegengaan door een element van vertraging in te bouwen. ‘We denken dat die agressieve posts weloverwogen acties zijn. Maar misschien was iemand wel moe, of had hij te veel gedronken. Als je zorgt dat iemand een riskante post na drie uur nog een keer moet bevestigen, bedenkt hij zich misschien wel.’
Hoewel Van Lange regelmatig in de media optreedt, heeft hij zelf nog maar twee keer te maken gekregen met agressief gedrag. Wetenschappers zullen minder agressie uitlokken als ze het juiste moment afwachten en zich ervan vergewissen dat ze over alle feiten beschikken, denkt hij. Maar sommige wetenschappers kúnnen zich niet terughoudend op stellen, en zij krijgen in het huidige gepolariseerde klimaat soms veel agressie over zich heen.
Van Lange heeft bijvoorbeeld veel respect voor viroloog Marion Koopmans, die tijdens de coronapandemie lid was van het Outbreak Management Team en daardoor veel haatmails en bedreigingen ontving. ‘Ik vind dat zij het uitstekend deed’, zegt hij. ‘Ze was heel feitelijk en probeerde haar boodschap ook zo feitelijk mogelijk te brengen. Ik vond het zeer onterecht dat ze bedreigd werd en had veel empathie met haar.’
Het verwondert Van Lange niet dat steeds meer collega’s van X af gaan. Overigens geeft hij ook cursussen aan burgemeesters. ‘Daar praat ik veel over reputatie. Burgemeesters zijn waarschijnlijk de beroepsgroep die hier professioneel het meest mee te maken heeft. Iedereen weet waar je woont. Ik vind dat de intimidatie en belediging van burgemeesters betrekkelijk weinig aandacht krijgen.’
Team science
Van Lange waagt zich als sociaal psycholoog regelmatig op andere terreinen van wetenschap, zoals economie en evolutionaire wetenschappen. Het belang van interdisciplinariteit kan volgens hem niet overschat worden. Ook wordt, in de vakgebieden waar hij zich mee bezighoudt, steeds vaker het grensvlak tussen wetenschap en maatschappij opgezocht.
‘Zodra je beweert dat social media leiden tot reputatieschade, en dat dat chronische stress veroorzaakt, moet je je verdiepen in de vraag wat chronische stress precies inhoudt’, verduidelijkt hij. ‘Dat betekent dat je uitstapjes moet maken naar de klinische psychologie en de biologische psychologie. Je hoeft misschien geen expert te worden, maar gedegen kennis is cruciaal voor je analyses.’
Toch weet Van Lange uit ervaring dat een interdisciplinaire werkwijze ook zijn grenzen kent. ‘Ik zit in veel interdisciplinaire groepen en over het algemeen werkt dat heel inspirerend. Maar je moet wel selectief zijn. Over belangrijke uitgangspunten, bijvoorbeeld op het gebied van theorie of methodes van onderzoek, moet je elkaar kunnen vinden. Als er in de kern geen raakvlakken zijn, wordt het lastig samenwerken. Je hebt een bepaalde vorm van consensus nodig. De inspiratie van interdisciplinariteit komt vaak voort uit de wens om uiteindelijk de waarom-vraag te stellen. Want dat kun je vaak niet als je louter binnen je eigen vakgebied blijft denken.’