Herfstdebat 2024: Wat betekent de opkomst van AI voor kunst en cultuur?

Herfstdebat 2024: Wat betekent de opkomst van AI voor kunst en cultuur?

Het Herfstdebat ging zondag 29 september over een uiterst actueel thema: AI, kunst en cultuur. Uit de hoge opkomst en de geanimeerde discussie bleek wel dat dit onderwerp de gemoederen flink bezighoudt.

De middag begon met de vertoning van een korte, met behulp van AI vervaardigde video waarin verschillende schilderijen van de 17e-eeuwse schilder Johannes Vermeer tot leven komen en in elkaar overvloeien. Het filmpje zit zo knap in elkaar dat het binnen enkele dagen miljoenen kijkers trok. De maker, Amsterdamse cineast Wytse Koetse, blijft nuchter onder het succes. Want uiteindelijk is niet hij, maar Vermeer in dit geval de ware kunstenaar.

Wytse Koetse vertelt over de totstandkoming van zijn Vermeer-video. Hoewel AI ons leven aanzienlijk vergemakkelijkt, is hij er toch nog twee dagen mee bezig geweest (en de nachten erbij).

Het filmpje vormde de opmaat tot drie korte inleidingen. Als eerste gaf José van Dijck, universiteitshoogleraar media en digitale samenleving aan de Universiteit Utrecht, een korte uiteenzetting over wat kunstmatige intelligentie (artificial intelligence, AI) is. Als voorbeeld gebruikte zij een kunstwerk van fotograaf Joost Bolten, die, net als Koetse, ook zelf aanwezig was. AI, vertelde Van Dijck, werkt met datasets, algoritmes en prompts. AI biedt hedendaagse kunstenaars ongekende nieuwe mogelijkheden, maar leidt ook tot bezorgdheid. Wat betekent de opkomst van AI voor de positie van de kunstenaar? En hoe zal het verder gaan met intellectueel eigendom en de authenticiteit van een kunstwerk?

José van Dijck

Fotograaf Joost Bolten (naast Ad IJzerman, wetenschappelijk secretaris KHMW)

Als tweede spreker schetste Taco Dibbits, algemeen directeur van het Rijksmuseum in Amsterdam, een beeld van verschillende manieren waarop AI nu al in de dagelijkse museumpraktijk toegepast wordt. Zo zijn er talloze gegevens over Rembrandts schilderstijl (zoals kleurgebruik en textuur) in de computer ingevoerd, en die kennis is gebruikt om ontbrekende delen van de Nachtwacht te reconstrueren.

Toen het Rijksmuseum gevraagd werd om door middel van AI een ‘nieuwe Rembrandt’ te creëren, heeft het museum ervoor gekozen hier niet aan mee te werken. Zo’n experiment zou volgens Dibbits afbreuk doen aan Rembrandts creativiteit, omdat Rembrandt zijn publiek telkens weer wist te verrassen met iets nieuws. AI, daarentegen, gaat uit van het gemiddelde, en en er komt dus altijd een voorspelbaar (zo niet: mediocre) beeld uit. ‘De creativiteit schuilt in de opdrachten die je het programma geeft en de keuzes die daarbij gemaakt worden’, zegt Dibbits. ‘AI zelf kent nauwelijks of geen toeval; het is een programma.’

In het Rijksmuseum wordt AI ook ingezet om beschrijvingen te genereren van alle 8000 items in de collectie – een klus waar het museum zelf de menskracht niet voor heeft. Dankzij deze beschrijvingen krijgen blinden en slechtzienden ook een indruk van wat het museum allemaal te bieden heeft.

Taco Dibbits

De derde spreker was Natali Helberger, universiteitshoogleraar recht en digitale technologie met een speciale focus op AI aan de Universiteit van Amsterdam. Zij verwees naar het kunstwerk ‘Channeling’ van Christopher Meerdo. Hiervoor heeft Meerdo het archief van de CIA gebruikt over de dood van Osama Bin Laden in 2011. Met behulp van AI heeft Meerdo de ongeveer 7000 stukken uit dit archief omgezet in een eindeloze stroom beelden die steeds verandert en nooit hetzelfde is. Door zijn gebruik van geheime datasets levert Meerdoo volgens Helberger kritiek op de manier waarop door de overheid en in de media zekere feiten gerepresenteerd worden.

Dit voorbeeld roept volgens Helberger fundamentele vragen op. Had de kunstenaar het recht om bepaalde data te gebruiken? Wie kan zich nog kunstenaar noemen? En hoe zit het met auteursrecht? Duidelijk is dat de kunstenaar nog steeds bepaalde keuzes maakt (zoals welk materiaal gebruikt wordt), en dat het algoritme vervolgens bepaalt hoe dat getoond wordt.

Natali Helberger


De prompteur als kunstenaar

Na de drie inleidingen volgde een rondetafelgesprek, geleid door Henk de Jong, ondervoorzitter van de KHMW.

Zou Taco Dibbits het kunstwerk van Christopher Meerdo in ‘zijn’ Rijksmuseum willen hebben, wil De Jong weten. Wat dit kunstwerk voor hem interessant maakt, antwoordt de museumdirecteur, is Meerdo’s keuze voor een bepaalde dataset. In dit geval gaat het om een verborgen archief van de CIA over de dood van Osama Bin Laden. Dat is spannend.

AI genereert een product op basis van de prompts die ingegeven worden. Kun je nog zeggen dat de ‘prompteur’ – naar analogie van een dompteur – een kunstenaar is, vraagt De Jong vervolgens aan Van Dijck.

Volgens Van Dijck is die vraag niet nieuw. ‘Twintig jaar geleden hadden we dit soort gesprekken ook over de opkomst van videokunst.’ Toch brengt AI nieuwe morele vragen met zich mee, bijvoorbeeld over het materiaal dat gebruikt wordt, en de herkomst daarvan. ‘Daar hebben we steeds minder zicht op’, geeft Van Dijck toe. ‘En hoewel we er druk mee bezig zijn, lopen we met de regelgeving onvermijdelijk achter de technische ontwikkelingen aan.’

Mensen zijn vaak bang voor AI, merkt Helberger op. Er doen allerlei doemscenario’s de ronde. Er wordt vaak gedacht in termen van de risico’s die AI met zich mee brengt. ‘Het doet me goed om het onderwerp vanmiddag ook eens positief te benaderen. AI biedt zoveel mogelijkheden, ook voor wetenschappers. En het verlaagt de drempel voor iedereen om creatief te worden.’

Alle sprekers beamen dat AI vooroordelen kan versterken. In Noord-Europa en de Verenigde Staten bestaan er heel gedetailleerde datasets. In armere landen zijn die er niet, of in mindere mate. Daardoor ontstaat er een vertekend beeld. (Een bekend voorbeeld is dat AI een ‘bisschop’ tot voor kort steevast voorstelde als een witte man, terwijl er ook vrouwelijke bisschoppen zijn, en bisschoppen van kleur.) Het is een uitdaging om betrouwbare bronnen te gebruiken. Volgens Van Dijck hebben we er niet altijd zicht op welke datasets gebruikt worden. Daarom is het belangrijk dat er een gedragscode opgesteld wordt, vindt Helberger.


Auteursrecht

En dan is het tijd voor vragen uit het publiek. Meerdere aanwezigen vragen zich af of auteursrecht, gezien de technologische ontwikkelingen, geen achterhaald begrip is. Wat zou er gebeuren als je dat zou loslaten?

Natali Helberger vindt het een interessante vraag. Maar ook deze vraag is niet nieuw. Met de opkomst van het internet werden bijvoorbeeld vergelijkbare vragen gesteld. Een voorlopig antwoord moet zijn dat het auteursrecht kunstenaars en uitgevers nog een zekere mate van bescherming biedt.

Taco Dibbits wijst erop dat we inderdaad in een overgangsfase zitten. ‘Met de opkomst van streamingsdiensten – eerst Napster en nu Spotify – hebben we hetzelfde gezien. Cd’s zijn minder belangrijk geworden. Toch geven we vandaag de dag meer geld dan ooit uit aan muziek. Maar dat geld komt vooral ten goede aan de streamingsdiensten. Als reactie zie je dat artiesten meer zijn gaan toeren, en dat dát hun nieuwe verdienmodel is geworden.’ Het Rijksmuseum heeft jaren geleden al besloten het beeldrecht over de kunstwerken uit de collectie vrij te geven.


Verdwijnende oorsprong

Een andere vragensteller wil weten wat het kunstwerk van Christopher Meerdo voor Dibbits interessant maakt: de dataset die aan het kunstwerk ten grondslag ligt, of het eindproduct, het kunstwerk zoals dat zich aan de beschouwer voordoet? In dit geval gaat het om een conceptueel kunstwerk, redeneert Dibbets. ‘Het bronnenmateriaal maakt het superinteressant. Het werk zet me aan het denken. Dan vind ik de vraag of iets mooi of lelijk is, minder relevant.’

Voor een andere vragensteller is dat niet genoeg. Ze refereert aan de recente overzichtstentoonstelling van Kandinsky in het H’ART Museum in Amsterdam. In haar waardering voor Kandinsky’s schilderijen speelt haar kennis van het levensverhaal van de schilder een rol. ‘De oorsprong is belangrijk’, verklaart ze.

Van Dijck zich haar gevoel wel voorstellen. ‘Onze waardering is niet alleen esthetisch, maar ook: waar komt het vandaan?’ AI levert telkens een andere uitkomst op. Die veranderlijkheid brengt overigens weer een heel ander probleem mee, namelijk: ‘hoe sla je het op, hoe bewaar je het?’

Volgens Dibbits laat het voorbeeld van Kandinsky zien dat onze waardering te maken heeft met kennis. In het geval van Christopher Meerdo kwam die waardering voort uit onze kennis van de gebruikte dataset. De vraag is dan hoe het museum een kunstwerk presenteert en welke context het aanreikt.

Tot slot
Het kunstwerk van Joost Bolten dat door Van Dijck getoond werd, heeft als titel ‘Human Figures’. Het is gemaakt met Midjourney, een creatief AI-platform dat afbeeldingen genereert op basis van ‘prompts’ van de kunstenaar. Midjourney weigerde echter Boltons kunstwerk weer op te nemen in het eigen databestand, omdat het te expliciet zou zijn. Roerige tijden kortom….

 

De drie sprekers samen met moderator Henk de Jong, ondervoorzitter KHMW

Foto’s: Anja Robertus

 

 

Mara Păun, winnares Ruigrok Prijs: ‘Achter elk succes gaan uitdagingen schuil’

Mara Păun, winnares Ruigrok Prijs: ‘Achter elk succes gaan uitdagingen schuil’

De J.C. Ruigrok Prijs voor Rechtswetenschappen gaat dit jaar naar de in Roemenië geboren Mara Păun. Zij promoveerde op 15 september 2023 aan Tilburg University op het proefschrift Law and Technology through the Lens of Autopoiesis: An analytical framework for dealing with regulatory disconnection illustrated through the case of the GDPR. Aan het einde van dit interview heeft Mara een persoonlijke boodschap voor de promovendi van vandaag.

Mara Păun

Waar gaat je proefschrift over?
Mijn proefschrift gaat over recht en technologie. Uitgangspunt is dat de technologie zich sneller ontwikkelt dan het recht zich kan aanpassen. Dat geldt natuurlijk niet voor alle nieuwe technologieën die op de markt komen. Maar de ontwikkeling van artificiële intelligentie (AI) heeft bijvoorbeeld een wereld van nieuwe mogelijkheden geopend en ook een aantal risico’s en juridische onzekerheden meegebracht; daarom is nieuwe wetgeving noodzakelijk. Het gaat om technologieën die effect hebben op de manier waarop wij mensen handelen én denken. Vragen die gesteld kunnen worden, zijn bijvoorbeeld: hoe zorgen we ervoor dat AI-systemen veilig zijn en mensenrechten respecteren, en: wat vinden wij als maatschappij dat je wel of niet met AI mag doen? Inmiddels hebben we in de Europese Unie de AI-Act.
AI is nu heel populair, maar er zijn ook andere vormen van technologische ontwikkeling die tot vragen hebben geleid. In mijn proefschrift noem ik zoveel mogelijk voorbeelden van nieuwe technologieën die het toen geldende juridische kader onder druk hebben gezet en die vragen hebben meegebracht. Je kunt daarbij denken aan computers, maar er zijn ook technologische ontwikkelingen die niet digitaal zijn, zoals nanotechnologie en genetische manipulatie. En als we naar ons dagelijks leven kijken… De veronderstelling is dat er altijd een mens achter het stuur zit, maar misschien heeft iedereen in de toekomst een zelfrijdende auto. Hebben we dan nog wel rijbewijzen nodig? En wie is er verantwoordelijk in geval van een ongeluk?
Sommige nieuwe technologieën zetten de bestaande wettelijke kaders onder druk en kunnen leiden tot een mismatch tussen de aannames die in de wet verankerd liggen en de nieuwe sociaal-technologische context. De gevolgen daarvan hebben invloed op de manier waarop het wettelijke kader functioneert.
Deze mismatches kunnen door verschillende partijen geïdentificeerd worden, zoals rechters maar bijvoorbeeld ook burgerrechtenorganisaties. Vervolgens moet de wetgever dit oppakken. Maar waar de mismatch in de wet- of regelgeving precies zit, hoe complex die is en wat de gevolgen ervan zijn – dat zijn vragen die beantwoord moeten worden vóór de wetgever aan de slag kan met het aanpassen van het huidige kader. In mijn proefschrift heb ik een analysemodel ontwikkeld dat in deze fase een bijdrage kan leveren.

Het klinkt als onbegonnen werk…
Het complexe van technologische veranderingen is dat ze zo snel gaan. De situatie verandert voortdurend. Daardoor is een mismatch moeilijk te voorkomen. Wel kunnen we proberen de frequentie en impact van dit soort mismatches te verminderen door verschillende strategieën te gebruiken om het rechtssysteem toekomstbestendiger te maken.
Voor mijn onderzoek heb ik, op basis van bestaande literatuur, verschillende van dit soort strategieën op een rij gezet. Deze strategieën hebben voor- en nadelen en richten zich op verschillende aspecten van de kloof tussen recht en technologie. Voor je een strategie kunt toepassen, moet je eerst het probleem goed in kaart hebben gebracht. In mijn proefschrift reik ik hiervoor een analytische kader aan, dat is gebaseerd op het idee van autopoëse, een begrip uit de systeemtheorie.
Ik beschouw recht en technologie als twee zelfstandige autopoëtische systemen, met eigen grenzen en eigen interne mechanismen. Deze opvatting heeft me geholpen tot nieuwe theoretische inzichten te komen en op een nieuwe manier naar de kloof tussen recht en technologie te kijken. Mijn analytisch kader is uiteindelijk zonder al te veel theoretische kennis te gebruiken. Ik heb een vragenlijst opgesteld die de wetgever, rechters, burgerrechtenorganisaties of academici kunnen gebruiken om het huidige juridische kader in het licht van een nieuwe technologische ontwikkeling te analyseren, de mismatch in kaart te brengen en vervolgens passende oplossingen te vinden.

Heb je je analytisch kader ook zelf in de praktijk getoetst?
Inderdaad, ik heb het uitgeprobeerd aan de hand van de Algemene verordening gegevensbescherming, de AVG, en daarmee geef ik ook een illustratie van hoe je het zou kunnen gebruiken.

Zie je nog meer toepassingsmogelijkheden?
Ik ben nu samen met een collega bezig mijn analytische kader toe te passen op milieurecht en energierecht. Ik vind het leuk om met collega’s samen te werken. Dankzij hen kan ik mijn kader binnen verschillende contexten toepassen. Ik denk dat het kader ook gebruikt kan worden om verschillende rechtsgebieden van elkaar te laten leren. Ik heb zelf natuurlijk niet de diepgaande kennis om mijn kader op verschillende rechtsgebieden toe te passen. Daarom vind ik team science zo belangrijk, net als een interdisciplinaire aanpak, zowel binnen het recht als daarbuiten.

Zou je nog iets willen toevoegen?
Graag. Ik vind het een grote eer om voor mijn proefschrift deze prijs te ontvangen. Maar ik weet dat er promovendi zijn die onzeker worden als ze zoiets horen en die daardoor aan zichzelf gaan twijfelen. Ik wil het daarom ook hebben over de andere kant. Ik ben in de eerste jaren van mijn promotietraject erg op zoek geweest naar ‘het idee’. Wat kon ik vertellen wat anderen nog niet verteld hadden? Ga ik wel voldoende naar congressen, probeer ik wel voldoende te publiceren? Hoe krijg ik mijn proefschrift op tijd af? Nou ja, dat laatste is niet gelukt. Het idee voor dit proefschrift kwam pas toen ik verplicht moest stoppen en een stap terug moest doen omdat ik ziek werd. Opeens was alle druk weg en had ik ruimte om na te denken. Toen pas klikte er iets.
Wat ik andere promovendi zou willen meegeven, is om geduldig te zijn en de tijd te nemen om na te denken, ook als het niet productief voelt. Dat vergeten we soms. Ik heb ontzettend veel geluk gehad met mijn promotoren, die mij mijn eigen weg hebben laten kiezen. Creatief zijn kan niet onder druk. Achter elk succes gaan uitdagingen schuil, en moeilijke momenten. Dat mag wel wat meer bespreekbaar gemaakt worden.

Verslag uitreiking KHMW Van der Aa Oeuvreprijs, KHMW Van der Knaap Proefschriftprijs en KHMW Proefschriftprijs Interdisciplinariteit

Verslag uitreiking KHMW Van der Aa Oeuvreprijs, KHMW Van der Knaap Proefschriftprijs en KHMW Proefschriftprijs Interdisciplinariteit

Op dinsdag 28 mei 2024 werden er 's middags tijdens een tweede feestelijke bijeenkomst in het Hodshonhuis nóg eens drie prijzen uitgereikt: de KHMW Van der Aa Oeuvreprijs, de KHMW Van der Knaap Proefschriftprijs en de KHMW Proefschriftprijs Interdisciplinariteit.

KHMW Van der Knaap Proefschriftprijs 2024
De KHMW Van der Knaap Proefschriftprijs wordt sinds 2010 iedere drie jaar uitgereikt, ter bekroning van oorspronkelijk onderzoek op het terrein van de sociale geografie en regionale economie. Dit jaar ging de prijs, waaraan een bedrag van € 10.000,- verbonden is, naar dr. Felix Pot, voor zijn proefschrift The Extra Mile. Perceived Accessibility in Rural Areas, waarop hij in 2023 aan de Rijksuniversiteit Groningen promoveerde.
De jury, bestaand uit prof. dr. Marjolein Caniëls, hoogleraar Organizational Learning aan de Open Universiteit, en prof. dr. Maarten van Ham, hoogleraar stadsgeografie aan de Technische Universiteit Delft, heeft veel waardering voor Pots onderzoek, dat zowel methodologisch rijk als inhoudelijk relevant is. 'Vooral in een tijd waarin de "kloof" tussen stad en platteland als gevolg van schaalvergroting een groeiend onderwerp van discussie is, is het onderzoek van dr. Pot bijzonder relevant', aldus het juryrapport. 'Hij introduceert een vernieuwend perspectief door inzichten rond de beleving van bereikbaarheid af te zetten tegen traditionele bereikbaarheidsanalyses. Hiermee draagt hij bij aan het adresseren van actuele beleidsuitdagingen, zowel inhoudelijk als methodologisch.'
Het juryrapport werd voorgelezen door prof. dr. Wim B. Drees, wetenschappelijk secretaris geestes- en maatschappijwetenschappen van de KHMW. De prijs werd uitgereikt in het bijzijn van de naamgever en donateur van de prijs, prof. dr. Bert van der Knaap.

Lees hier het juryrapport van de KHMW Van der Knaap Proefschriftprijs 2024.
Lees hier een interview met Felix Pot, laureaat.

V.l.n.r. prof. dr. Bert van der Knaap (donateur), Felix Pot (laureaat), Wim B. Drees (wetenschappelijk secretaris KHMW), Linda Hovius (voorzitter KHMW)

Felix Pot vertelt over zijn onderzoek.

 

KHMW Proefschriftprijs Interdisciplinariteit 2024
Dr. Elizabeth Schram-Mulley (ESM) Stichting stelt sinds 2023 jaarlijks een proefschriftprijs van € 10.000,- beschikbaar ter bekroning van onderzoek met een bijzonder interdisciplinair karakter dat de grenzen tussen de klassieke alfa/bèta/gamma-wetenschapsgebieden overbrugt. De prijs, die dit jaar voor de tweede keer werd uitgereikt, ging naar dr. Janna de Boer, voor haar proefschrift Voices. A clinical computational psycholinguistic approach to language and hallucinations in schizophrenia spectrum disorders, waarop ze in 2023 aan de Rijksuniversiteit Groningen is gepromoveerd.
De jury, bestaande uit prof. dr. Winald Gerritsen, emeritus-hoogleraar immunotherapie, i.h.b. urologische tumoren aan het Radboud UMC, prof. dr. ir. dr.h.c. Joost-Pieter Katoen, hoogleraar Formal Methods aan de Universiteit Twente, prof. dr. Aafke Komter, emeritus-hoogleraar comparative studies of social solidarity aan de Universiteit Utrecht, en prof. dr. Eric Moormann, emeritus-hoogleraar klassieke archeologie Radboud Universiteit, was niet alleen onder de indruk van het interdisciplinaire karakter van De Boers aanpak, maar ook van de praktische toepasbaarheid van haar bevindingen. De jury schrijft: 'Dit proefschrift is naar het oordeel van de jury om drie redenen een voortreffelijke kandidaat voor de toekenning van de KHMW-prijs: (1) het laat zien hoe interdisciplinair onderzoek tot vernieuwende inzichten kan leiden in de wijze waarop SSD via gesproken en waargenomen taal tot uitdrukking komt; (2) het toont de diagnostische mogelijkheden (bijv. het onderscheiden van variaties op het SSD-spectrum) aan van computergestuurde taalanalyses op het gebied van SSD en andere psychiatrische aandoeningen; (3) de bredere toepasbaarheid in de klinische praktijk (bijv. voorspelling van risico op SSD) vormt een belangrijk pluspunt van dit proefschrift. De complexe thematiek van dit proefschrift weet Janna de Boer bovendien in een uitermate heldere en ook voor leken toegankelijke stijl te presenteren.'

Lees hier het juryrapport van de KHMW Proefschriftprijs Interdisciplinariteit.
Lees hier een interview met Janna de Boer, laureaat.

V.l.n.r. Cees Hoogenboom (bestuurslid ESM Stichting), Janna de Boer (laureaat), Aafke Komter (jurylid), Linda Hovius (voorzitter KHMW)

Janna de Boer

 

KHMW Van der Aa Oeuvreprijs
De KHMW Van der Aa Oeuvreprijs werd dit jaar voor het eerst uitgereikt. De KHMW Van der Aa Oeuvreprijs is bedoeld voor een wetenschapper die zich verdienstelijk heeft gemaakt op het gebied van de geestes- en maatschappijwetenschappen. Aan deze prijs is een geldbedrag van € 25.000,- euro verbonden. De eerste winnaar van de KHMW Van der Aa Oeuvreprijs is prof. dr. Paul van Lange, hoogleraar Sociale Psychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Volgens de jury, bestaand uit prof. dr. Damiaan Denys, hoogleraar psychiatrie aan de Universiteit van Amsterdam, prof. dr. Hilde Geurts, hoogleraar klinische neuropsychologie aan de Universiteit van Amsterdam, prof. dr. Peter van Koppen, emeritus-hoogleraar rechtspsychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam, en prof. dr. Hanna Swaab, hoogleraar neuropedagogiek en ontwikkelingsstoornissen aan de Universiteit Leiden, stak Paul van Lange met kop en schouders boven de andere genomineerden uit. 'Paul van Lange heeft op vruchtbare wijze concepten als coöperatie, vertrouwen, reputatie, heuristieken en normatief gedrag tot onderwerp van onderzoek gemaakt en is in staat gebleken daaruit directe lijnen te trekken naar de actualiteit van alledag en adviezen te geven over prangende maatschappelijke problemen', aldus het juryrapport.

Lees hier het juryrapport van de KHMW Van der Aa Oeuvreprijs.
Lees hier een interview met prof. dr. Paul van Lange, laureaat.

 

Paul van Lange ontvangt de oorkonde uit handen van jurylid Peter van Koppen; Linda Hovius (voorzitter KHMW) staat klaar met de medaille.

Paul van Lange over het belang van reputatie.

V.l.n.r. Yvonne van Rooy (juryvoorzitter Proefschriftprijs Interdisciplinariteit), Janna de Boer (laureaat), Aafke Komter (jurylid), Felix Pot (laureaat), prof. Van der Knaap (donateur), Paul van Lange (laureaat), Peter van Koppen (jurylid), Linda Hovius (voorzitter KHMW), Wim B. Drees (wetenschappelijk secretaris KHMW), Hilde Geurts (jurylid Van der Aa Oeuvreprijs), Cees Hoogenboom (ESM Stichting), Fusien Bijl de Vroe-Verloop (juryvoorzitter Van der Aa Oeuvreprijs)

Klik hier om naar een verslag van het ochtendprogramma te gaan: de uitreiking van de KHMW Langerhuizen Oeuvreprijs en de KHMW Langerhuizen Bate. 

Foto's: Anja Robertus

Janna de Boer, winnares KHMW Proefschriftprijs Interdisciplinariteit: ‘In de onderzoekswereld moet je je eigen interesses volgen’

Janna de Boer is psychiater én linguïst. Daarnaast heeft ze zich al in een vroeg stadium verdiept in de toepassingsmogelijkheden van artificial intelligence (AI). In haar proefschrift Voices beschrijft ze hoe taalanalyse en automatische spraakanalyses ingezet kunnen worden om de psychiatrie te ondersteunen.

Janna de Boer

Op de middelbaar school twijfelde Janna de Boer al tussen geneeskunde en taalwetenschap. Het werd geneeskunde, want ze wilde psychiater worden. Maar toen ze in het tweede jaar keuzevakken erbij mochten nemen, zag ze haar kans. Ze volgde steeds meer colleges bij taalwetenschap, en onderbrak haar geneeskundestudie zelfs een tijdje om zich volledig toe te leggen op de taalwetenschap. Het was hard werken, maar ze merkte dat de twee studies elk een andere dynamiek hadden, waardoor ze goed te combineren vielen. Vanuit de opleidingen kreeg ze alle medewerking, waar ze erg dankbaar voor is.
‘Ik was wel bang dat ik, als de ene studie klaar was en de andere nog niet, meer collegegeld zou moeten gaan betalen, omdat de overheid maar een studie subsidieert. Maar zolang je beide studies ongeveer gelijktijdig afrondt, kan het. Dat heb ik gedaan.’
Achteraf is ze blij met het pad dat ze gekozen heeft. ‘In de onderzoekswereld moet je je eigen interesses volgen, want zonder intrinsieke motivatie is het moeilijk volhouden.’
Aanvankelijk zag De Boer geneeskunde en taalwetenschap als twee vakken die niets met elkaar te maken hadden. ‘Pas aan het begin van mijn PhD, toen ik daarnaast begon aan mijn master taalwetenschap, begonnen de mogelijkheden me echt duidelijk te worden. Daardoor kon ik mijn master taalwetenschap toepassen op het onderwerp van mijn PhD.’ Inmiddels wordt ze wereldwijd beschouwd als een zeldzame expert op het gebied van psychiatrie en taal.

‘Ik hoor continu baby’s huilen’
Janna de Boers proefschrift gaat gedeeltelijk over auditieve verbale hallucinaties – of ‘stemmen horen’, in lekentermen. ‘Dat wil zeggen dat mensen stemmen horen die er in de werkelijkheid niet zijn’, legt De Boer uit. ‘Ze horen stemmen zonder dat daar een externe bron voor is.’
Het verschijnsel wordt vooral geassocieerd met psychose en stoornissen op het schizofreniespectrum. Maar ook bij gezonde mensen komen ze veel voor, weet De Boer. ‘Er zijn best veel mensen die wel eens een hallucinatie hebben. Ze horen bijvoorbeeld hun naam, terwijl er eigenlijk niets is. Ik heb zelf twee jonge kinderen en nu hoor ik continu mijn kinderen huilen, ook als ze in werkelijkheid stil zijn. Ook bij kinderen komt stemmen horen veel voor, en mensen die wel eens drugs gebruikt hebben, zullen het allemaal herkennen. Over hoe vaak auditieve verbale hallucinaties voorkomen en hoelang ze duren, bestaat veel variatie in de onderzoeken die daarnaar gedaan zijn. Het lijkt een soort spectrum te zijn. Sommige mensen zijn er gevoeliger voor dan andere. Auditieve verbale hallucinaties zijn dus algemener dan we denken en hoeven lang niet altijd angstaanjagend te zijn.’

Hallucinatie en onderzoek
Voor haar onderzoek baseerde De Boer zich op bestaande opnames waarop mensen gevraagd werden om, terwijl ze stemmen hoorden, deze stemmen hardop te herhalen.
‘Het is lastig om in een onderzoekssetting hallucinaties vast te leggen’, vertelt ze. ‘Het gaat om een kleine groep mensen en ze moeten precies op dat moment een hallucinatie hebben. We hadden als criterium dat mensen minstens een keer per dag hallucinaties moesten hebben. Maar als onderzoeker kun je er niet de hele dag naast zitten wachten, dus je werkt met een selectie van mensen die heel erg vaak hallucinaties hebben, zodat je de kans hebt dat je die ook echt vangt.’ Voor haar proefschrift heeft De Boer opnames getranscribeerd en vervolgens taalkundig geanalyseerd. Hieruit bleek dat mensen die stemmen horen in het kader van een psychose vaak kortere zinnen horen, met een meer negatieve inhoud, dan mensen die stemmen horen zonder dat ze een psychose hebben.

Taalpatronen herkennen
Daarnaast heeft De Boer spraakopnames geanalyseerd van de ‘spontane’ spraak van patiënten die een schizofreniespectrumstoornis hebben. Op basis van deze analyses kan ze een onderscheid maken tussen mensen die een psychose hebben doorgemaakt, en gezonde controles.
Uit de analyses blijkt dat mensen met een psychose over het algemeen langzamer praten, meer pauzeren en minder variatie laten zien in toonhoogtepatronen. Daarnaast heeft De Boer gekeken naar de coherentie: de samenhang tussen woorden en zinnen. ‘Bij mensen met een psychose zie je dat de samenhang wat losser wordt, ze gaan meer associatief praten. Of ze geven een antwoord dat je niet helemaal verwacht. Dit soort gegevens probeer ik te kwantificeren en te gaan herkennen.’

Artificial intelligence
Voor de analyse kon De Boer gebruikmaken van een technologie die sterk in opkomst is: artificial intelligence. ‘Toen ik aan mijn onderzoek begon, bestond dit vakgebied eigenlijk nog niet. Wij waren echte pioniers. Je had wereldwijd hooguit een paar onderzoeksgroepen die ermee bezig waren. Alles stond nog in de kinderschoenen. Nu is AI booming, vooral dankzij het wereldwijde succes van ChatGPT. Het leuke is dat je ziet dat het vakgebied enorm in beweging is. De populariteit van met name ChatGPT maakt het makkelijker je onderzoek aan de man te brengen. Mensen snappen eerder waar je mee bezig bent. Ook studenten zijn sneller geïnteresseerd.’

Vervolgonderzoek
Onlangs verwierf de onderzoeksgroep waar De Boer deel van uitmaakt twee mooie Europese subsidies die haar en haar onderzoeksteam in staat stellen het onderzoek de komende jaren voort te zetten. Voor dit onderzoek willen ze mensen die een psychose hebben doorgemaakt over langere tijd volgen, waarbij wekelijks spraaksamples opgenomen worden.
‘Daarmee willen we gaan voorspellen wie er een terugval krijgt en wie niet. Mensen die een psychose hebben doorgemaakt, lopen risico op herhaling. Ze moeten medicatie gebruiken om nieuwe psychoses te voorkomen. Maar die medicijnen hebben forse bijwerkingen. Daarom stoppen mensen er vaak mee, of ze bouwen het af. En dan krijgen ze een terugval. Als we beter in staat zouden zijn een terugval te herkennen voordat die plaatsvindt, is het misschien mogelijk mensen niet voortdurend medicatie te laten nemen, of de behandeling alleen op bepaalde momenten te intensifiëren. Dan is het niet langer nodig ze voortdurend een hoge dosis medicatie te geven terwijl ze misschien nooit meer een psychose krijgen.’