Prof. Hannes Mühleisen ontvangt Nederlandse Prijs voor ICT-Onderzoek 2025

Prof. Hannes Mühleisen ontvangt Nederlandse Prijs voor ICT-Onderzoek 2025

De Nederlandse Prijs voor ICT-onderzoek 2025 is toegekend aan prof. dr. Hannes Mühleisen, senior onderzoeker bij het Centrum Wiskunde & Informatica (CWI) in Amsterdam en hoogleraar Data Engineering aan de Radboud Universiteit Nijmegen.

Mühleisen ontvangt deze onderscheiding voor zijn belangrijkste bijdrage, het DuckDB-systeem. DuckDB is een open-source kolom-georiënteerd relationeel databasemanagementsysteem dat complexe query's uitvoert op grote databases en zich richt op online analytische verwerking. DuckDB is ontwikkeld als onderdeel van het lopende onderzoek naar database-architecturen bij het CWI, samen met voormalig student dr. Mark Raasveldt. De impact van DuckDB is indrukwekkend: het systeem is eenvoudig en heeft meer dan tien miljoen downloads per maand. Het wordt actief gebruikt in de productie door Fortune 500-bedrijven. DuckDB vormt de kern van verschillende innovatieve start-ups wereldwijd; zo heeft MotherDuck meer dan $100 miljoen opgehaald om een datawarehouseproduct te ontwikkelen op basis van DuckDB. Het projectteam is vanuit het CWI uitgegroeid tot een onafhankelijk bedrijf, DuckDB Labs, dat commerciële diensten rond DuckDB aanbiedt en mede is opgericht door Mühleisen en Raasveldt. Het project wordt beheerd door de non-profitorganisatie DuckDB Foundation, waarvan de statuten waarborgen dat DuckDB open source blijft onder de MIT-licentie.

De jury voor de Nederlandse Prijs voor ICT-onderzoek 2025 bestond uit prof. dr. ir. S. (Stefano) Stramigioli, Universiteit Twente, prof. dr. R.C. (Remco) Veltkamp, ​​Universiteit Utrecht, en prof. dr. J.N. (Joost) Kok, Technische Universiteit Eindhoven. De juryvergadering werd voorgezeten door KHMW-maatschappelijk lid dr. N.U. (Artie) Ramsodit en bijgewoond door prof. dr. A.P. (Ad) IJzerman, bestuurslid KHMW. De jury besloot Mühleisen tot winnaar uit te roepen omdat zijn werk belangrijk is bij het overbruggen van de kloof tussen datawetenschap en databaseontwikkeling, het nieuwe inzichten mogelijk maakt via krachtige tools voor gegevensverwerking en bovendien de manier verandert waarop gegevens worden gebruikt en geanalyseerd. Het werk van Mühleisen heeft Nederland op de wereldkaart gezet van analytics in databases.

Prof. Hannes Mühleisen zal zijn prijs in ontvangst nemen tijdens ICT.OPEN2025, dat plaatsvindt op 15 en 16 april 2025 in Utrecht.

De prestigieuze Nederlandse Prijs voor ICT-onderzoek wordt jaarlijks uitgereikt aan een wetenschappelijk onderzoeker die binnen 15 jaar na het behalen van zijn/haar doctorstitel vernieuwend onderzoek heeft verricht of verantwoordelijk is geweest voor een wetenschappelijke doorbraak in ICT. Sinds 2023 wordt de prijs gefinancierd door alle leden* van het ICT-onderzoek Platform Nederland (IPN) met een subsidie ​​van COMMIT\, via de Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen (KHMW). Naast het prijzengeld zal Mühleisen ook een video opnemen om zijn prijswinnende werk en de betekenis ervan toe te lichten. Deze zal worden verspreid onder scholen en andere kennisinstellingen.

Eerdere winnaars van de Nederlandse Prijs voor ICT-Onderzoek zijn:

  • Dr. Ivano Malavolta – Vrije Universiteit Amsterdam (2024)
  • Dr. Cristiano Guiffrida –Vrije Universiteit Amsterdam (2023)
  • Dr. Jasmin Blanchette – Vrije Universiteit Amsterdam (2022)
  • Dr. Felienne Hermans – Universiteit Leiden (2021)
  • Dr. Pablo Cesar – Centrum Wiskunde & Informatica (CWI) (2020)
  • Prof. dr. Elmar Eisemann – Technische Universiteit Delft (2019)
  • Prof. dr. Joost Batenburg – CWI/ Universiteit Leiden (2018)
  • Dr. Peter Schwabe – Radboud Universiteit (2017)
  • Prof. dr. Alexandru Iosup – Technische Universiteit Delft / Vrije Universiteit Amsterdam (2016)
  • Dr. Birna van Riemsdijk – Technische Universiteit Delft (2015)
  • Prof. dr. Marieke Huisman – Universiteit Twente (2013)
  • Dr. Cees Snoek – Universiteit van Amsterdam (2012)
  • Prof. dr. Bettina Speckmann – Technische Universiteit Eindhoven (2011)

Over IPN

IPN is een landelijk platform voor het Nederlands ICT-onderzoeksveld en fungeert als hét aanspreekpunt richting beleidsmakers, politiek, bedrijfsleven en andere maatschappelijke groeperingen. IPN geeft de ICT in Nederland als wetenschappelijke discipline een sterkere positie en maakt haar meer zichtbaar.

* WUR uitgezonderd

Herfstdebat 2024: Wat betekent de opkomst van AI voor kunst en cultuur?

Herfstdebat 2024: Wat betekent de opkomst van AI voor kunst en cultuur?

Het Herfstdebat ging zondag 29 september over een uiterst actueel thema: AI, kunst en cultuur. Uit de hoge opkomst en de geanimeerde discussie bleek wel dat dit onderwerp de gemoederen flink bezighoudt.

De middag begon met de vertoning van een korte, met behulp van AI vervaardigde video waarin verschillende schilderijen van de 17e-eeuwse schilder Johannes Vermeer tot leven komen en in elkaar overvloeien. Het filmpje zit zo knap in elkaar dat het binnen enkele dagen miljoenen kijkers trok. De maker, Amsterdamse cineast Wytse Koetse, blijft nuchter onder het succes. Want uiteindelijk is niet hij, maar Vermeer in dit geval de ware kunstenaar.

Wytse Koetse vertelt over de totstandkoming van zijn Vermeer-video. Hoewel AI ons leven aanzienlijk vergemakkelijkt, is hij er toch nog twee dagen mee bezig geweest (en de nachten erbij).

Het filmpje vormde de opmaat tot drie korte inleidingen. Als eerste gaf José van Dijck, universiteitshoogleraar media en digitale samenleving aan de Universiteit Utrecht, een korte uiteenzetting over wat kunstmatige intelligentie (artificial intelligence, AI) is. Als voorbeeld gebruikte zij een kunstwerk van fotograaf Joost Bolten, die, net als Koetse, ook zelf aanwezig was. AI, vertelde Van Dijck, werkt met datasets, algoritmes en prompts. AI biedt hedendaagse kunstenaars ongekende nieuwe mogelijkheden, maar leidt ook tot bezorgdheid. Wat betekent de opkomst van AI voor de positie van de kunstenaar? En hoe zal het verder gaan met intellectueel eigendom en de authenticiteit van een kunstwerk?

José van Dijck

Fotograaf Joost Bolten (naast Ad IJzerman, wetenschappelijk secretaris KHMW)

Als tweede spreker schetste Taco Dibbits, algemeen directeur van het Rijksmuseum in Amsterdam, een beeld van verschillende manieren waarop AI nu al in de dagelijkse museumpraktijk toegepast wordt. Zo zijn er talloze gegevens over Rembrandts schilderstijl (zoals kleurgebruik en textuur) in de computer ingevoerd, en die kennis is gebruikt om ontbrekende delen van de Nachtwacht te reconstrueren.

Toen het Rijksmuseum gevraagd werd om door middel van AI een ‘nieuwe Rembrandt’ te creëren, heeft het museum ervoor gekozen hier niet aan mee te werken. Zo’n experiment zou volgens Dibbits afbreuk doen aan Rembrandts creativiteit, omdat Rembrandt zijn publiek telkens weer wist te verrassen met iets nieuws. AI, daarentegen, gaat uit van het gemiddelde, en en er komt dus altijd een voorspelbaar (zo niet: mediocre) beeld uit. ‘De creativiteit schuilt in de opdrachten die je het programma geeft en de keuzes die daarbij gemaakt worden’, zegt Dibbits. ‘AI zelf kent nauwelijks of geen toeval; het is een programma.’

In het Rijksmuseum wordt AI ook ingezet om beschrijvingen te genereren van alle 8000 items in de collectie – een klus waar het museum zelf de menskracht niet voor heeft. Dankzij deze beschrijvingen krijgen blinden en slechtzienden ook een indruk van wat het museum allemaal te bieden heeft.

Taco Dibbits

De derde spreker was Natali Helberger, universiteitshoogleraar recht en digitale technologie met een speciale focus op AI aan de Universiteit van Amsterdam. Zij verwees naar het kunstwerk ‘Channeling’ van Christopher Meerdo. Hiervoor heeft Meerdo het archief van de CIA gebruikt over de dood van Osama Bin Laden in 2011. Met behulp van AI heeft Meerdo de ongeveer 7000 stukken uit dit archief omgezet in een eindeloze stroom beelden die steeds verandert en nooit hetzelfde is. Door zijn gebruik van geheime datasets levert Meerdoo volgens Helberger kritiek op de manier waarop door de overheid en in de media zekere feiten gerepresenteerd worden.

Dit voorbeeld roept volgens Helberger fundamentele vragen op. Had de kunstenaar het recht om bepaalde data te gebruiken? Wie kan zich nog kunstenaar noemen? En hoe zit het met auteursrecht? Duidelijk is dat de kunstenaar nog steeds bepaalde keuzes maakt (zoals welk materiaal gebruikt wordt), en dat het algoritme vervolgens bepaalt hoe dat getoond wordt.

Natali Helberger


De prompteur als kunstenaar

Na de drie inleidingen volgde een rondetafelgesprek, geleid door Henk de Jong, ondervoorzitter van de KHMW.

Zou Taco Dibbits het kunstwerk van Christopher Meerdo in ‘zijn’ Rijksmuseum willen hebben, wil De Jong weten. Wat dit kunstwerk voor hem interessant maakt, antwoordt de museumdirecteur, is Meerdo’s keuze voor een bepaalde dataset. In dit geval gaat het om een verborgen archief van de CIA over de dood van Osama Bin Laden. Dat is spannend.

AI genereert een product op basis van de prompts die ingegeven worden. Kun je nog zeggen dat de ‘prompteur’ – naar analogie van een dompteur – een kunstenaar is, vraagt De Jong vervolgens aan Van Dijck.

Volgens Van Dijck is die vraag niet nieuw. ‘Twintig jaar geleden hadden we dit soort gesprekken ook over de opkomst van videokunst.’ Toch brengt AI nieuwe morele vragen met zich mee, bijvoorbeeld over het materiaal dat gebruikt wordt, en de herkomst daarvan. ‘Daar hebben we steeds minder zicht op’, geeft Van Dijck toe. ‘En hoewel we er druk mee bezig zijn, lopen we met de regelgeving onvermijdelijk achter de technische ontwikkelingen aan.’

Mensen zijn vaak bang voor AI, merkt Helberger op. Er doen allerlei doemscenario’s de ronde. Er wordt vaak gedacht in termen van de risico’s die AI met zich mee brengt. ‘Het doet me goed om het onderwerp vanmiddag ook eens positief te benaderen. AI biedt zoveel mogelijkheden, ook voor wetenschappers. En het verlaagt de drempel voor iedereen om creatief te worden.’

Alle sprekers beamen dat AI vooroordelen kan versterken. In Noord-Europa en de Verenigde Staten bestaan er heel gedetailleerde datasets. In armere landen zijn die er niet, of in mindere mate. Daardoor ontstaat er een vertekend beeld. (Een bekend voorbeeld is dat AI een ‘bisschop’ tot voor kort steevast voorstelde als een witte man, terwijl er ook vrouwelijke bisschoppen zijn, en bisschoppen van kleur.) Het is een uitdaging om betrouwbare bronnen te gebruiken. Volgens Van Dijck hebben we er niet altijd zicht op welke datasets gebruikt worden. Daarom is het belangrijk dat er een gedragscode opgesteld wordt, vindt Helberger.


Auteursrecht

En dan is het tijd voor vragen uit het publiek. Meerdere aanwezigen vragen zich af of auteursrecht, gezien de technologische ontwikkelingen, geen achterhaald begrip is. Wat zou er gebeuren als je dat zou loslaten?

Natali Helberger vindt het een interessante vraag. Maar ook deze vraag is niet nieuw. Met de opkomst van het internet werden bijvoorbeeld vergelijkbare vragen gesteld. Een voorlopig antwoord moet zijn dat het auteursrecht kunstenaars en uitgevers nog een zekere mate van bescherming biedt.

Taco Dibbits wijst erop dat we inderdaad in een overgangsfase zitten. ‘Met de opkomst van streamingsdiensten – eerst Napster en nu Spotify – hebben we hetzelfde gezien. Cd’s zijn minder belangrijk geworden. Toch geven we vandaag de dag meer geld dan ooit uit aan muziek. Maar dat geld komt vooral ten goede aan de streamingsdiensten. Als reactie zie je dat artiesten meer zijn gaan toeren, en dat dát hun nieuwe verdienmodel is geworden.’ Het Rijksmuseum heeft jaren geleden al besloten het beeldrecht over de kunstwerken uit de collectie vrij te geven.


Verdwijnende oorsprong

Een andere vragensteller wil weten wat het kunstwerk van Christopher Meerdo voor Dibbits interessant maakt: de dataset die aan het kunstwerk ten grondslag ligt, of het eindproduct, het kunstwerk zoals dat zich aan de beschouwer voordoet? In dit geval gaat het om een conceptueel kunstwerk, redeneert Dibbets. ‘Het bronnenmateriaal maakt het superinteressant. Het werk zet me aan het denken. Dan vind ik de vraag of iets mooi of lelijk is, minder relevant.’

Voor een andere vragensteller is dat niet genoeg. Ze refereert aan de recente overzichtstentoonstelling van Kandinsky in het H’ART Museum in Amsterdam. In haar waardering voor Kandinsky’s schilderijen speelt haar kennis van het levensverhaal van de schilder een rol. ‘De oorsprong is belangrijk’, verklaart ze.

Van Dijck zich haar gevoel wel voorstellen. ‘Onze waardering is niet alleen esthetisch, maar ook: waar komt het vandaan?’ AI levert telkens een andere uitkomst op. Die veranderlijkheid brengt overigens weer een heel ander probleem mee, namelijk: ‘hoe sla je het op, hoe bewaar je het?’

Volgens Dibbits laat het voorbeeld van Kandinsky zien dat onze waardering te maken heeft met kennis. In het geval van Christopher Meerdo kwam die waardering voort uit onze kennis van de gebruikte dataset. De vraag is dan hoe het museum een kunstwerk presenteert en welke context het aanreikt.

Tot slot
Het kunstwerk van Joost Bolten dat door Van Dijck getoond werd, heeft als titel ‘Human Figures’. Het is gemaakt met Midjourney, een creatief AI-platform dat afbeeldingen genereert op basis van ‘prompts’ van de kunstenaar. Midjourney weigerde echter Boltons kunstwerk weer op te nemen in het eigen databestand, omdat het te expliciet zou zijn. Roerige tijden kortom….

 

De drie sprekers samen met moderator Henk de Jong, ondervoorzitter KHMW

Foto’s: Anja Robertus

 

 

Janna de Boer, winnares KHMW Proefschriftprijs Interdisciplinariteit: ‘In de onderzoekswereld moet je je eigen interesses volgen’

Janna de Boer is psychiater én linguïst. Daarnaast heeft ze zich al in een vroeg stadium verdiept in de toepassingsmogelijkheden van artificial intelligence (AI). In haar proefschrift Voices beschrijft ze hoe taalanalyse en automatische spraakanalyses ingezet kunnen worden om de psychiatrie te ondersteunen.

Janna de Boer

Op de middelbaar school twijfelde Janna de Boer al tussen geneeskunde en taalwetenschap. Het werd geneeskunde, want ze wilde psychiater worden. Maar toen ze in het tweede jaar keuzevakken erbij mochten nemen, zag ze haar kans. Ze volgde steeds meer colleges bij taalwetenschap, en onderbrak haar geneeskundestudie zelfs een tijdje om zich volledig toe te leggen op de taalwetenschap. Het was hard werken, maar ze merkte dat de twee studies elk een andere dynamiek hadden, waardoor ze goed te combineren vielen. Vanuit de opleidingen kreeg ze alle medewerking, waar ze erg dankbaar voor is.
‘Ik was wel bang dat ik, als de ene studie klaar was en de andere nog niet, meer collegegeld zou moeten gaan betalen, omdat de overheid maar een studie subsidieert. Maar zolang je beide studies ongeveer gelijktijdig afrondt, kan het. Dat heb ik gedaan.’
Achteraf is ze blij met het pad dat ze gekozen heeft. ‘In de onderzoekswereld moet je je eigen interesses volgen, want zonder intrinsieke motivatie is het moeilijk volhouden.’
Aanvankelijk zag De Boer geneeskunde en taalwetenschap als twee vakken die niets met elkaar te maken hadden. ‘Pas aan het begin van mijn PhD, toen ik daarnaast begon aan mijn master taalwetenschap, begonnen de mogelijkheden me echt duidelijk te worden. Daardoor kon ik mijn master taalwetenschap toepassen op het onderwerp van mijn PhD.’ Inmiddels wordt ze wereldwijd beschouwd als een zeldzame expert op het gebied van psychiatrie en taal.

‘Ik hoor continu baby’s huilen’
Janna de Boers proefschrift gaat gedeeltelijk over auditieve verbale hallucinaties – of ‘stemmen horen’, in lekentermen. ‘Dat wil zeggen dat mensen stemmen horen die er in de werkelijkheid niet zijn’, legt De Boer uit. ‘Ze horen stemmen zonder dat daar een externe bron voor is.’
Het verschijnsel wordt vooral geassocieerd met psychose en stoornissen op het schizofreniespectrum. Maar ook bij gezonde mensen komen ze veel voor, weet De Boer. ‘Er zijn best veel mensen die wel eens een hallucinatie hebben. Ze horen bijvoorbeeld hun naam, terwijl er eigenlijk niets is. Ik heb zelf twee jonge kinderen en nu hoor ik continu mijn kinderen huilen, ook als ze in werkelijkheid stil zijn. Ook bij kinderen komt stemmen horen veel voor, en mensen die wel eens drugs gebruikt hebben, zullen het allemaal herkennen. Over hoe vaak auditieve verbale hallucinaties voorkomen en hoelang ze duren, bestaat veel variatie in de onderzoeken die daarnaar gedaan zijn. Het lijkt een soort spectrum te zijn. Sommige mensen zijn er gevoeliger voor dan andere. Auditieve verbale hallucinaties zijn dus algemener dan we denken en hoeven lang niet altijd angstaanjagend te zijn.’

Hallucinatie en onderzoek
Voor haar onderzoek baseerde De Boer zich op bestaande opnames waarop mensen gevraagd werden om, terwijl ze stemmen hoorden, deze stemmen hardop te herhalen.
‘Het is lastig om in een onderzoekssetting hallucinaties vast te leggen’, vertelt ze. ‘Het gaat om een kleine groep mensen en ze moeten precies op dat moment een hallucinatie hebben. We hadden als criterium dat mensen minstens een keer per dag hallucinaties moesten hebben. Maar als onderzoeker kun je er niet de hele dag naast zitten wachten, dus je werkt met een selectie van mensen die heel erg vaak hallucinaties hebben, zodat je de kans hebt dat je die ook echt vangt.’ Voor haar proefschrift heeft De Boer opnames getranscribeerd en vervolgens taalkundig geanalyseerd. Hieruit bleek dat mensen die stemmen horen in het kader van een psychose vaak kortere zinnen horen, met een meer negatieve inhoud, dan mensen die stemmen horen zonder dat ze een psychose hebben.

Taalpatronen herkennen
Daarnaast heeft De Boer spraakopnames geanalyseerd van de ‘spontane’ spraak van patiënten die een schizofreniespectrumstoornis hebben. Op basis van deze analyses kan ze een onderscheid maken tussen mensen die een psychose hebben doorgemaakt, en gezonde controles.
Uit de analyses blijkt dat mensen met een psychose over het algemeen langzamer praten, meer pauzeren en minder variatie laten zien in toonhoogtepatronen. Daarnaast heeft De Boer gekeken naar de coherentie: de samenhang tussen woorden en zinnen. ‘Bij mensen met een psychose zie je dat de samenhang wat losser wordt, ze gaan meer associatief praten. Of ze geven een antwoord dat je niet helemaal verwacht. Dit soort gegevens probeer ik te kwantificeren en te gaan herkennen.’

Artificial intelligence
Voor de analyse kon De Boer gebruikmaken van een technologie die sterk in opkomst is: artificial intelligence. ‘Toen ik aan mijn onderzoek begon, bestond dit vakgebied eigenlijk nog niet. Wij waren echte pioniers. Je had wereldwijd hooguit een paar onderzoeksgroepen die ermee bezig waren. Alles stond nog in de kinderschoenen. Nu is AI booming, vooral dankzij het wereldwijde succes van ChatGPT. Het leuke is dat je ziet dat het vakgebied enorm in beweging is. De populariteit van met name ChatGPT maakt het makkelijker je onderzoek aan de man te brengen. Mensen snappen eerder waar je mee bezig bent. Ook studenten zijn sneller geïnteresseerd.’

Vervolgonderzoek
Onlangs verwierf de onderzoeksgroep waar De Boer deel van uitmaakt twee mooie Europese subsidies die haar en haar onderzoeksteam in staat stellen het onderzoek de komende jaren voort te zetten. Voor dit onderzoek willen ze mensen die een psychose hebben doorgemaakt over langere tijd volgen, waarbij wekelijks spraaksamples opgenomen worden.
‘Daarmee willen we gaan voorspellen wie er een terugval krijgt en wie niet. Mensen die een psychose hebben doorgemaakt, lopen risico op herhaling. Ze moeten medicatie gebruiken om nieuwe psychoses te voorkomen. Maar die medicijnen hebben forse bijwerkingen. Daarom stoppen mensen er vaak mee, of ze bouwen het af. En dan krijgen ze een terugval. Als we beter in staat zouden zijn een terugval te herkennen voordat die plaatsvindt, is het misschien mogelijk mensen niet voortdurend medicatie te laten nemen, of de behandeling alleen op bepaalde momenten te intensifiëren. Dan is het niet langer nodig ze voortdurend een hoge dosis medicatie te geven terwijl ze misschien nooit meer een psychose krijgen.’