Dennis Dieks, winnaar Langerhuizen Oeuvreprijs 2024: ‘Hoe we de werkelijkheid begrijpen, hangt van onze context af’
De Langerhuizen Oeuvreprijs 2024 is bestemd voor eminente onderzoekers op het terrein van de Geschiedenis en de Filosofie der natuurwetenschappen. De prijs heeft dit jaar twee winnaars: prof. dr. Dennis Dieks en prof. dr. Floris Cohen. In dit interview maakt u kennis met professor Dennis Dieks, emeritus-hoogleraar in de filosofie en grondslagen van de natuurwetenschappen, i.h.b. de natuurkunde.
Dennis Dieks' belangstelling voor het verband tussen filosofie en natuurkunde werd gewekt toen hij als gymnasiast de ene Prisma-pocket na de andere verslond van wetenschappers als Bohr, Einstein en Heisenberg.
De studie natuurkunde viel hem niet mee. Zelfs de theoretische natuurkunde waarvoor hij gekozen had, bleek heel praktisch. ‘Je moest de hele tijd berekeningen maken’, herinnert hij zich. ‘Het ging zelden over de vraag wat voor werkelijkheid er achter die cijfers schuilging.’
Hij maakte natuurkunde wel af, maar daarna stapte hij teleurgesteld over op de econometrie. Tot hij, na een klein jaar, een baan kon krijgen bij de Stichting Fundamenteel Onderzoek van de Materie, waarin hij te maken kreeg met aanvragen voor onderzoeksubsidies. Een van de beoordelingscriteria was het aantal citaties. Bij econometrie had hij kennisgemaakt met kansberekening, wat hij kon gebruiken in een wiskundig model voor citatiefrequenties. Het artikel dat hij hierover in zijn jonge jaren publiceerde, behoort nog steeds tot zijn meest gelezen publicaties.
Zo’n twee jaar later kreeg hij een promotieplek bij de pas opgerichte vakgroep Grondslagen van de Natuurkunde in Utrecht. Ondanks het feit dat hij geen formele opleiding in de filosofie of grondslagen had, werd hij aangenomen; hij is daarna altijd in Utrecht gebleven. Hij werd in het diepe gegooid, want hij moest direct college gaan geven, bijvoorbeeld over causaliteit en determinisme. ‘Ik heb me toen op al die wetenschapsfilosofische literatuur gestort. Als je jong bent, kun je veel tot je nemen.’
Toen hij in Utrecht begon, was het empirisme de dominante stroming in de wetenschapsfilosofie. ‘Je moest zo dicht mogelijk bij de directe waarneming blijven, alle betrouwbare kennis komt daaruit voort’, vat hij het samen. De kleine deeltjes uit de kwantumfysica, bijvoorbeeld elektronen, kunnen natuurlijk niet direct waargenomen worden. ‘Dat zijn dan volgens het empirisme slechts mental tools die je helpen voorspellingen te doen’, legt hij uit.
Deze empiristische zienswijze sloot aan bij wat Dieks vanaf zijn middelbareschooltijd zelf had bedacht. Halverwege de jaren zeventig trad er in de wetenschapsfilosofische wereld echter een paradigmawisseling op. Het empirisme maakte plaats voor realisme. ‘Dat is een veel ambitieuzer project’, vindt Dieks. ‘Waar het in de natuurkunde om zou moeten gaan, zijn niet de praktische voorspellingen, maar uitvorsen hoe de niet-direct waarneembare wereld in elkaar steekt. Het realisme gaat ervan uit dat we door systematisch nadenken over wat we waarnemen uiteindelijk kunnen komen tot kennis van hoe de wereld werkelijk, tot op het allerdiepste niveau, in elkaar zit. Hoewel ik een empiristische inslag heb, voelde ik me daar ook door aangesproken.’ Het leidde tot enkele van zijn meest bekende publicaties, waarin hij een realistische interpretatie van de kwantummechanica ontwikkelde.
Inmiddels heeft hij het realisme weer een beetje losgelaten. ‘Ik denk dat er verschillende manieren zijn om de natuur te beschrijven’, relativeert hij. ‘Hoe we de werkelijkheid begrijpen, hangt van onze context af: de historische fase waarin we ons bevinden en de mental tools die we tot onze beschikking hebben.’
Klare taal
Dieks houdt zich als wetenschapper op het hoogste niveau bezig met heel uiteenlopende disciplines, zoals kwantummechanica, filosofie van ruimte en tijd en algemene wetenschapsfilosofie. Zelf vindt hij dat niet bijzonder. Het lijken misschien andere vakgebieden, denkt hij, maar voor hem als natuurkundige hangen ze direct met elkaar samen. ‘Ik ben geïnteresseerd in hoe we de natuur kunnen begrijpen’, zegt hij.
Dieks staat erom bekend dat hij in zijn artikelen complexe materie op een glasheldere manier kan uitleggen. ‘Ik houd van heldere teksten’, zegt hij. Hij noemt het werk van de Britse filosoof Bertrand Russell als voorbeeld. Zijn eigen teksten leest hij steeds weer door, en hij blijft eraan schaven om ze korter en duidelijker te maken. Daarbij mag de nuance niet verloren gaan. ‘Natuurlijk hoop ik dat ik begrepen word. Maar ik geniet ook van dat ambachtelijke. Als ik een artikel wegstuur, geeft dat me een gevoel van voldoening. Ik heb iets gemáákt.’
Grondslagen
In de jaren zeventig heerste er binnen de faculteit natuur- en sterrenkunde veel scepsis tegenover het vak filosofie van de natuurwetenschappen. ‘Daarom besloten we het geen “filosofie” te noemen, maar “grondslagen”. Dat lag beter.’ Toch heeft het lang geduurd voor het vak aanvaard werd. ‘Het leek alsof je je steeds opnieuw moest bewijzen.’
Dieks was twintig jaar lang directeur van het Utrechtse Instituut voor Grondslagen, nu uitgegroeid tot het Utrechtse Descartes Centrum voor wetenschapsfilosofie en wetenschapsgeschiedenis.
Zo’n twintig jaar geleden begon de positie van het grondslagenonderzoek te verbeteren, stelt Dieks vast. ‘Artikelen die ik aan het begin van mijn carrière geschreven heb, bleken toepassingen te hebben in het nieuwe veld van de kwantuminformatica. Waar wij ons bij “Grondslagen” mee bezighielden, is nu standaardstof geworden binnen de gewone fysica.’ Dat heeft de status van het vak veel goed gedaan. ‘Op dit moment is er weinig reden om angstig te zijn. Het instituut in Utrecht is bloeiend en groeiend. Dat is mooi om te zien.’